Waarom wiskunde niet/wel* werkt

(omcirkel wat van toepassing is).

IMG_1701Wiskunde doet zijn intrede in de zorg. Als wetenschap pretendeert wiskunde modellen te kunnen maken waaraan de zorg kan worden ingericht. Die modellen kloppen allemaal. Het is immers wiskunde. En wiskunde is wetenschap en dus bewezen waar.

Niets aan de hand dus. Als wiskunde een bijdrage kan leveren dan zou dit zeer wenselijk zijn. Er zijn in de zorg immers grote problemen. Er is sprake van stijgende kosten, er is sprake van toenemende verantwoordingsplicht (die overigens altijd gepaard gaat met het “teruggeven van de verantwoordelijkheid aan het veld: overheid, management, toezichthouders lijken bij dit soort beleidskeuzes juist meer verantwoording te vragen).

Inhoudelijk is er ook wat loos in de zorg. We hebben met zijn allen in de zorg afgesproken dat de wereld steeds complexer wordt, dat onze eindgebruikers (patiënten/revalidanten) daarmee ook complexer worden en dat de zorg als geheel dus ook een complexe bezigheid is. Ik schreef al eens over hoe “moeilijk doen” gemakkelijke oplossingen in de weg kan staan.

Managers die het niet meer weten en die geloven in spreadsheets omarmen nu de wiskunde. Ze gaan massaal op cursus om zich door wiskundigen de zorglogistieke principes te laten voorschrijven. Om je heen hoor je bedrijfskundige mantra’s in termen als “beschikbaarheid” (of iedereen wel daar is waar de wiskundige hem bedacht heeft) en “planbaarheid”.

Het is niet vreemd dat managers dit doen. Ze hebben immers maar twee opties: niets doen en iets doen. Zoals bekend pleit ik doorgaans voor het eerste: niets doen. Voor “niets doen” kan een passend salaris bedacht worden en een heleboel problemen lossen zich op. Dat managers kiezen voor “iets doen” is ook begrijpelijk. Het gevoel grip te krijgen door je door wiskundigen mee te laten nemen in modellen die de werkelijkheid beheersbaar maken is een aanlokkelijk beeld. Bovendien kun je op verjaardagen een aantal slimme wiskundige opmerkingen maken waarmee je de complexiteit van je dagelijks werk kunt benadrukken.

Nog een reden waarom managers wiskundigen omarmen? Omdat wiskundigen een industrieel geloof in centrale aansturing hebben. Dit is wellicht de grootste beperking van de meeste wiskundigen: het geloof in centrale aansturing. Maar oh zo wenselijk voor de worstelende manager die niet weet hoe hij grip moet krijgen.

De wiskunde als wetenschap mist echter één ding: de menselijke maat. Een slimme wiskundige kan veel variabelen invoeren in een model. Factor A (de patiënt) kan dan meerdere verschijningsvormen hebben. Ergens bij Factor D gaat het mis. Daar hebben we het over de medewerker, beschikbaarheid en planbaarheid. En daar komt een menselijke maat om de hoek kijken.

Sinds we de industrialisatie achter ons hebben gelaten heeft het geen enkele zin meer om medewerkers te beschouwen in industriële termen. Dat is wel wat wiskunde als wetenschap doet. Het maakt medewerkers tot een beperkte set variabelen. In ieder geval beperkter dan de werkelijkheid. Wiskunde is daarmee slechts een benadering van de werkelijkheid en gaat de mist in daar waar het niet verder komt dan die benadering.

Voor managers is dit hoopvol nieuws: het levert namelijk een set afspraken (de beperkingen in de wiskundige variabelen) op waar ze medewerkers aan kunnen gaan houden: terug naar de industrialisatie en in de verte doemt een beeld van een aloude fabrieksfluit op.

Zou de wiskunde wèl een bijdrage kunnen leveren?
Dat zou kunnen als de wiskunde echt de werkelijkheid gaat bestuderen. Als ze gaat zien dat centrale aansturing eigenlijk nergens echt plaats vindt. Omdat mensen zichzelf wel redden en die centrale aansturing niet nodig hebben. Als ze gaat zien dat juist op die plekken waar centraal gestuurd wordt er van allerlei “productiemiddelen” weglekken.

Als de wiskunde zich meer bezig zou gaan houden met het in beeld brengen van wetmatigheden onder zwermgedrag zouden ze wellicht meer van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de echte problemen in de zorg. Ze zouden zien dat het geheel minder complex is dan bedacht wordt, ze zouden de onnodigheid van centrale aansturing zien en zouden begrijpen dat organiseren rond zwermen iets anders vraagt dan wiskundige modellen. Het vraagt namelijk sturen op slechts een paar factoren.

Uitgaan van de wetmatigheden van een zwerm betekent sturen op drie pijlers (noot schrijver: de wetmatigheden zijn vereenvoudigd, de vertaling naar organisaties is dat dus ook. In de kern gaat het echter om deze dingen).

  1. niet botsen: zorg dat medewerkers elkaar niet voor de voeten lopen of elkaar belemmeren.
  2. meedoen: zorg dat medewerkers zich betrokken voelen bij het grote geheel en daarin hun aandeel kunnen zien en kunnen bepalen.
  3. afstand houden: zorg dat medewerkers de ruimte krijgen om dat te doen waar ze goed in zijn.

Dat lijkt in niets op een industrieel vormgegeven zorgomgeving. Dit lijkt op een wereld waarin de menselijke maat uitgangspunt is en waarbij voor iedere medewerker die plek ontstaat die past bij zijn competenties en behoefte. Ten aanzien van de betrokkenheid zou veel winst geboekt kunnen worden als medewerkers in staat zouden zijn om zelf hun budget te beheren (terug te verdienen, te plannen, te bepalen).

Het vergt een ander soort manager. Veel minder industrieel denkende managers en dus veel minder kosten. Maar ja, welke wiskundige durft managers teleur te stellen?