Zit er voortgang in Passend Onderwijs?

Op woensdag 3 april wordt de voortgang in passend onderwijs besproken in de tweede kamer. De staatsecretaris zal weer schitteren door fijne volzinnen en  zal de argumentatie weer zo weten te draaien dat het klopt. Daar heeft hij zich de afgelopen tijd meester in getoond (denk aan de eindtoets basisonderwijs, de korting op subsidies van ouderverenigingen, etc). 

Zit er eigenlijk wel voortgang in passend onderwijs? Als die voortgang er is, waar bestaat die dan uit? Hoever zijn we eigenlijk? De staatsecretaris heeft al een voorschot genomen: het proces ligt op koers. Hij spreekt zich echter nauwelijks uit over de afstand die inmiddels door de verschillende samenwerkingsverbanden is afgelegd. Die afstand verschilt namelijk nogal. 

Wij zijn namens het Netwerk Ouderinitiatieven (een netwerk van regionale ouderinitiatieven die zich bezig houden met passend onderwijs en zorg) op zoek gegaan naar ervaringen in het veld. We hebben naar onze eigen regio’s gekeken en daar onze mening over gevormd. We hebben de grote verschillen geconstateerd in de wijze waarop het onderwijsveld met de positie van ouders omgaat. We hebben geconstateerd dat de kaders van de wet de mogelijkheid biedt om ouders, maar ook partners zoals de gemeente en zorginstellingen, lange tijd buiten de deur te houden, zonder dat het proces  “uit koers” lijkt te zijn. We hebben gemerkt dat er plekken zijn die voor ouders en oudergroepen ontoegankelijk zijn en we hebben gezien hoe de aanwezigheid van ouders soms wordt aangegrepen om naar buiten goede sier te maken terwijl intern de aanwezige ouders het spreken onmogelijk wordt gemaakt. 

Er zal zeker voortgang in zitten, er zal vast wat op koers liggen, maar de verschillen tussen de samenwerkingsverbanden zijn wat ons betreft veel te groot. We hebben echter ook goede voorbeelden gezien. We hoorden van Zoetermeer, waar, op initiatief van de wethouder, het ouderplatform altijd gehoord wordt als er zaken spelen met betrekking tot kinderen en ouders. We kennen de situatie in Friesland, waar ICT wordt ingezet om de afstanden in dit grote samenwerkingsverband te overbruggen. Ouders spreken hierdoor zeer actief mee over bijvoorbeeld het reglement van de ondersteuningsplanraad. Onlangs waren we ook op bezoek in Zutphen bij het samenwerkingsverband IJssel|Berkel (PO-25-01) waar we met Luuk van Aalst (directeur WSNS regio Zutphen) hun aanpak bespraken.

De aanpak in IJssel|Berkel deed denken aan een beroemde Ted-talk van Simon Sinek. Simon Sinek betoogt in dit filmpje dat het belangrijker is om te weten waarom je dingen doet dan wat je precies doet. Het wat volgt namelijk als vanzelf uit het waarom. Bij IJssel|Berkel zagen we dat vooral terug in de manier waarop met ouders wordt omgegaan.

Ouders zitten namelijk altijd aan tafel als het over hun kind gaat. Deze aanpak op individueel kindniveau is niet nieuw in dit samenwerkingsverband. Al in 2002 werd hier voor gekozen om Handelingsgericht Werken op een goede manier in te kunnen voeren. De Achterhoekse nuchterheid en de juiste mensen op het juiste moment op de juiste plaats maakten dat hier voor werd gekozen. De vanzelfsprekendheid om mèt ouders te spreken, in plaats van òver is kenmerkend voor dit samenwerkingsverband.

Het is dan ook niet verrassend dat bij de ontwikkeling van een ondersteuningsplanraad gekozen werd voor een belangrijke rol van ouders. Ouders werden opgeroepen om mee te praten, waarbij ook duidelijk gemaakt werd dat ze geacht werden de koersnotitie te hebben gelezen. Zeventig ouders meldden zich voor een eerste bijeenkomst. Eigenlijk een veel groter aantal dan verwacht werd. Hierdoor ontstond gaandeweg een enorme klankbordgroep van ouders die meedenken in de planvorming en op een vroeg moment worden betrokken. Voor het Samenwerkingsverband biedt deze groep (en de gelijksoortige parallelgroep van onderwijsprofessionals) de gelegenheid om plannen vroegtijdig te bespreken, zonder meteen in formele beslismomenten terecht te komen. 

Het maakt dat ondanks de complexiteit van het proces van de invoering van passend onderwijs er veel zaken geregeld zijn in IJssel|Berkel. Sneller dan de wettelijke deadlines. Daarbij is voor het Samenwerkingsverband het van groter belang dat iedereen mee gaat in het proces dan de termijnen. “We doen hier gewoon wat werkt en merken dat dat ook in de wet past.” 

Op individueel kindniveau heeft deze aanpak zich al bewezen. Ouders zitten immers aan tafel, zijn daardoor medeverantwoordelijk voor de oplossing en een overleg stopt pas als er overeenstemming is. Waar het in het begin van het proces wat langer duurt wordt in het vervolg dus veel tijd gewonnen. Een gesprek waarin ouders uitgelegd krijgen wat de professionals hebben bedacht is immers niet meer nodig.

Ook bij de aanpak van de Leerlinggebonden Financiering (rugzakgelden) heeft de transparante en open manier van bespreken geresulteerd in een kans om het gebruik van deze middelen terug te brengen zonder in te hoeven boeten op de zorg in de klas. Voor IJssel|Berkel erg belangrijk, omdat met name deze middelen zorgen voor een groot bedrag dat in de komende jaren verevend moet worden. 

De staatsecretaris kan tevreden zijn. Hij liet de invulling aan het onderwijsveld over en voorbeelden zoals Friesland en IJssel|Berkel laten zien dat je dat onderwijsveld om een boodschap kunt sturen. Dit is de ruimte die de wet biedt, zal de staatsecretaris zeggen. Het is precies daar waar voor ons de schoen wringt. Immers, niet iedereen woont in Friesland of IJssel|Berkel. 

Er zijn momenteel nog teveel plekken waar de voortgang op papier voorspoedig lijkt, maar waar de praktijk vraagt om ingrijpen. De verschillen worden te groot. In de voortgangsrapportage is dit maar ten dele te zien in de grafiekjes die gebruikt worden. Zoals de onderwijsinspectie steeds vaker enkel het kantoor van de directeur en mappen vol grafiekjes ziet en daar haar oordeel op baseert lijkt deze staatssecretaris zich ook niet zo in te laten met hoe het inhoudelijk nu echt gaat. Het lijkt een papieren proces te worden waarbij het vooral gaat om het wat en het niet meer gaat  over het hoe, inhoud en kwaliteit. 

Voor personeel dat in het kader van rugzakgelden vanuit cluster 2 werkzaam is binnen reguliere scholen en daar passend onderwijs voor deze kinderen mogelijk maakt is het helemaal onduidelijk. De opstellers van het tripartiete akkoord lijken hier zelfs een en ander vergeten te zijn. Het risico is aanwezig dat sommige basisscholen deze leerlingen niet meer de ondersteuning kunnen bieden die zij nodig hebben.

De verschillende interpretatie mogelijkheden van het financiële kader, de zeer wisselende invulling van de wijze waarop met ouders kan en mag worden omgegaan, de gevolgen die dit heeft voor de werkwijze en de kwaliteit van het onderwijs in de verschillende samenwerkingsverbanden, het zijn zomaar aandachtspunten die bij ons opkwamen naar aanleiding van de voortgangsrapportage en de manifestaties van de staatsecretaris in de afgelopen periode. Er  moet meer gebeuren: er moet inhoudelijk gestuurd worden en er moet inhoudelijker getoetst worden of de processen kwalitatief daadwerkelijk zo goed verlopen als de grafieken laten zien. De tweede kamer is nu aan zet.

IJssel|Berkel slaagt met glans voor de eerste officieuze visitatie door Netwerk Ouderinitiatieven. De inhoudelijke kwaliteit van- en de rol van ouders bij de invoering van passend onderwijs zijn dik in orde. IJssel|Berkel is het bewijs dat passend onderwijs wèl kan, als het “waarom” maar voorop staat. De vraag is echter of dit dankzij, of ondanks de wetgeving is. In ieder geval verdienen processen zoals bij IJssel|Berkel en het gebruik van ICT-middelen in Friesland wat ons betreft navolging.

Namens het Netwerk Ouderinitiatieven,

Mark Weghorst en Marieke Boon
Voortrekkers van Netwerk Ouderinitiatieven