Ik maakte theater, schreef een boek, twee boeken zelfs en had een eigen expositie. En nu wil ik een school. Noem mij ambitieus of niet snel tevreden: die school die wil ik. Ik besef dat dat erg verwend klinkt. Als een kind dat zijn zin wil krijgen. Misschien is dat wel zo. Misschien wil ik in dit geval inderdaad mijn zin krijgen. Laat me het uitleggen.
Al jaren ben ik nauw betrokken bij onderwijs. Ik zie wat daar gebeurt, ik zie de goede bedoelingen van bijna iedereen die daar werkt en zijn best doet en ik zie hoe het systeem zoals dat is ontstaan die goede bedoelingen ten gronde richt. Een systeem dat bijna onmogelijk te veranderen lijkt. Dat daagt mij uit.
Is er een schoolstructuur te bedenken die niet alleen prettig is voor kinderen, maar ook nog eens prettig is voor mensen die er werken. Als tenslotte ook ouders er tevreden mee zijn hoeft de zaak alleen nog maar verantwoord te worden zodat mijn school een feit is.
Ik ben me bewust van een heleboel zeer goede alternatieven voor regulier hedendaags onderwijs. Ik ken de verschillende stromingen, onderwijsrichtingen en schoolvormen. Allemaal hebben ze hun eigen goede dingen. Sterker nog, in mijn school zal ik graag gebruik maken van al die goede dingen. Goede dingen die op elke school plaatsvinden.
Toch moet er een andere school komen. Ik heb de school zelfs uitgewerkt in een uitgebreide mindmap. Een eerste oog is daarop te werpen. Die andere school is nodig omdat mijn school dingen biedt die nergens anders te vinden zijn
Een belangrijk uitgangspunt is het uitgaan van het individuele kind. Het individuele kind is de leidraad en het lijkt soms op de school die Ricardo Semler in Brazilie is begonnen. Ieder kind hoort plezier te hebben op school en hoort zich verantwoordelijk te maken voor het plezier van de mensen in zijn omgeving.
Mijn school kent geen klassensysteem. Kinderen zitten in verschillende groepen. Soms horizontaal gegroepeerd, rond een bepaald vak, soms verticaal gegroepeerd rond projecten en thema’s. Kinderen maken deel uit van meerdere groepen en lopen daardoor minder risico op langdurig pesten. Er is immers altijd een groep waarin je je als kind gezien, gehoord, erkend voelt.
De zaakvakken worden gegeven door enthousiastelingen. Mensen die met liefde over cijfers, taal en dergelijke kunnen praten. Denk terug aan die leraar die volledig gepassioneerd stond te vertellen over zijn vak. Dat zijn de lessen die je bijblijven.
Ieder kind zit gedurende de schoolperiode (soms denk ik aan de basisschool, maar liever zou het tot een jaar of 15, 16 mogelijk moeten zijn om mijn school te bezoeken. Een definitieve keuze voor een uitstroomprofiel kan daardoor genomen worden op het moment dat dat voor het kind zo effectief mogelijk is) in een vaste mentorgroep waarin alleen leerlingen die van school gaan vertrekken (en nieuwkomers toetreden tot de mentorgroep. Die mentorgroep is het hart van de school: de mentor kent de kinderen gedurende een lange periode. Kent de ouders, kent de bijzonderheden en doordat er verticaal gegroepeerd wordt ontstaat er een natuurlijk zorgen voor elkaar: oudere kinderen voor jongere kinderen. Het zo noodzakelijke leren van elkaar dat in het reguliere onderwijs bijna helemaal weg-ge-klassemanaged is wordt daarmee een vanzelfsprekendheid.
Kinderen worden verantwoordelijk voor hun eigen leren. Afkijken mag, zeker als je daarvan leert. Fouten maken is een must, vanuit de visie dat het weinig zin heeft om kinderen die in de wereld van morgen moeten leven te leren dat ze alleen het goede mogen doen. Juist het experiment, het zelf zoeken naar oplossingen en het daarmee stimuleren van oplossingsvaardigheden, is een belangrijke pijler onder het leren in mijn school.
Mijn school staat open: iedere deelnemer in mijn school (kind, leraar, vakleerkracht, etc) kan iedere bezoeker uitleggen wat er in de school gebeurt. Het bedrijfsleven participeert actief. Niet alleen vanuit sponsoracties, maar in een sterk participerende vorm. Het bedrijfsleven verzorgt een deel van het curriculum. Net als de ouders: ouders zorgen, met hun eigen achtergrond voor een geintegreerd onderdeel van het lesprogramma.
Er wordt verantwoord. De verantwoording binnen mijn school vindt volledig digitaal plaats. Realtime zijn vorderingen van leerlingen te zien en te volgen. Er is te zien wat ieder kind individueel doet en hoe dit past in zijn/haar profiel. En het aardige is dat het bij ieder kind past. Omdat het onderwijs niet een systeem is waarin je kinderen perst, maar omdat de kinderen leidend zijn voor het systeem. Ieder kind kan zijn eigen leerproces vormgeven.
Een volgende noviteit is flexibele openingstijden. Mijn geschiedenis op een verenigingsschool met een hoge ouderbijdrage heeft mij geleerd dat ouders bereid zijn te betalen, maar dat ze dat graag doen voor concrete zaken. Een kind dat extra uren doorbrengt op school krijgt maandelijks een rekening voor de extra uren. Uren waar overigens geen verrassing in zit. Door een uitgekiend registratiesysteem is ook voor ouders 24 uur per dag in te zien hoe de rekening eruit ziet en ouders kunnen dus altijd daar zelf ook aanpassingen in doen.
Die flexibele openingstijden geven de mogelijkheid om zaken goed af te kunnen stemmen met werk en privé De uren zijn zo flexibel als wenselijk is voor de leerling. De zaakvakken vinden plaats binnen de uren dat ieder kind op school is.
Op school wordt vers gelunchd. Een gepassioneerde kok begeleidt wekelijks een groep kinderen in het weekmenu. Duurzaamheid, eerlijke en verse producten en een voedzame lunch staan voorop. Ook productkennis en herkomst van ons voedsel wordt hierin meegenomen.
Tot slot kent mijn school ambitie. De ambitie om de beste school te zijn voor de meeste kinderen. Of eigenlijk voor alle kinderen. Omdat alle kinderen recht hebben op het beste onderwijs. Die ambities spelen ook een rol bij de ondersteuning van het leerproces van individuele kinderen. Of bij de ontwikkelvragen van docenten, leerkrachten, coaches. Of bij de lesinhoud van de ouderlessen. Ambitie: durf jezelf eisen te stellen. Durf het maximale te behalen.
Nu alleen nog 350 kinderen, een locatie en een inrichting…