(Speech ter gelegenheid van het jeugdberaad van de gemeente Hengelo van 7 maart 2013 over ouderbetrokkenheid)
De gemeente Hengelo heeft mij de kans gegeven vandaag u iets mee te geven over ouderbetrokkenheid. Dat is een bijzonderheid. Ik ben al een groot aantal jaren in verschillende netwerken bezig om de positie van ouders in onderwijs en zorg te verbeteren en dit is één van die zeldzame keren dat daarin ook rechtstreeks de deskundigheid van ouders gevraagd wordt. Meestal wordt er over ouders gesproken en blijft het lastig om ouders daarin zelf te betrekken. De gemeente Hengelo steekt daarin wat dat betreft haar nek uit. Daarvoor alvast hartelijk bedankt.
Ik wil het gaan hebben over ouderbetrokkenheid in relatie tot de transities jeugd en onderwijs en neem u daarbij graag mee langs een aantal gedachten.
In januari van dit jaar riep Ronald Plasterk ouders op om kinderen beter te gaan opvoeden. Ouders waren te toegeeflijk en de meeste problemen in de publieke ruimte waren toch vooral te wijten aan dat gebrek aan opvoeding. Plasterk zei dit op het moment dat er een onderzoek klaar lag naar geweld tegen ambtenaren in functie.
In september 2012 liep een sociale media-hype uit de hand. Het Groningse dorp Haren werd gesloopt nadat tienduizenden jongeren afgekomen waren op een facebook-uitnodiging voor de 16e verjaardag van een inwoner van Haren. Inmiddels heeft een commissie onder leiding van Job Cohen een onderzoek afgerond waaruit deze week zal blijken dat er een heleboel niet deugde, beter had gemoeten en wellicht zullen ook de sociale media er van langs krijgen.
Steeds weer lezen we berichten in de krant dat hulpverleners, buschauffeurs, politieagenten worden aangevallen en dat hun werk onmogelijk gemaakt wordt.
Groepsmishandelingen lijken de laatste tijd aan de orde van de dag.
Er moet wel iets gruwelijk mis zijn met onze kinderen.
Kern bij al deze incidenten is steeds dat er in de media over elkaar heen gerold wordt over de vraag wie verantwoordelijk is. En vanuit elke partij die aan het woord komt wordt de priemende vinger gewezen. En niemand wijst ooit naar zichzelf. Misschien is dat wel het grootste maatschappelijke probleem: het wijzen naar een ander, omdat het wijzen naar een ander ons ontslaat van onze eigen verantwoordelijkheid.
Dát en de neiging om gerust te stellen. Als er namelijk een dader is of een sluitende analyse van het incident is er geruststelling en snapt iedereen waarom het gebeurde. Denk in dat kader aan de gevallen van zelfdoding na een geschiedenis van pesten. Ook als het om pesten gaat wisselen de meningen en wordt er driftig gewezen. Naar de school, die het niet gezien heeft. Naar de overheid die laks is in het bieden van mogelijkheden en naar de zorg die er niet was toen het nodig was. Om over de ouders nog maar te zwijgen. Onlangs bleek in een radioprogramma dat zelfs zij vogelvrij zijn als de eerste rouw voorbij is. Dat alles vanuit een behoefte tot verklaring.
Troost u. Mijn kinderen doen geen dingen zoals ik ze net noemde. Ik voed mijn kinderen goed op en heb alle vertrouwen dat dat ook zo is uitgepakt. Sterker nog: ik weet dat zeker. Mijn kinderen waren namelijk niet in Haren, niet in Eindhoven en Oosterhout, hebben niemand gepest en hebben ambulancechauffeurs onder hun beste vrienden. En ook dat wordt bewezen door onderzoek.
Zo zijn ouders er in hun opvoeding vooral op uit dat hun kind weerbaar en eerlijk is. Zorgen voor anderen is daarnaast een belangrijk doel van de opvoeding. Aan de andere kant echter vinden bijna alle ouders ook dat juist alle andere ouders hun kinderen wel eens strenger zouden mogen opvoeden. Bedenk eens wat dat betekent: alle ouders vinden dat alle andere ouders niet streng genoeg opvoeden…
Zoals ik al zei: mijn kinderen doen dat niet…
Scholen zouden graag zien dat ouders kinderen meer in gehoorzaamheid op zouden voeden. Op mijn rapport stond vroeger een mooi rijtje van dat soort traditionele waarden: beleefd, behulpzaam, mededeelzaam. Gehoorzaamheid stond zelfs apart en werd ook als zodanig thuis met mij besproken. Gehoorzaam moest je zijn. Scholen lijken nog niet erg veranderd in hun diepere behoeftes.
Er zit dus een conflict tussen wat ouders belangrijk vinden en wat scholen graag zouden zien. Ook aan de kant van de zorg zijn er wensen ten aanzien van ouders. Ouders moeten op een positieve manier hun kinderen helpen op hun weg naar volwassenheid. Ze moeten tijdig hun vragen stellen en gebruik maken van de mogelijkheden die er zijn op de momenten dat dat voor de zorg gelegen komt.
Even een belangrijk uitgangspunt. Daarvoor gaan we terug naar heel erg lang geleden. Een tijd dat er geen zorg en geen onderwijs was. Een tijd dat er alleen nog ouders en kinderen waren die zich zonder zorg en onderwijs moesten zien te redden. Het zijn mijn voorouders. Het zijn ons aller voorouders. Zij moesten het stellen zonder indicatiestellingen, toelatingsbeschikkingen, multi-problem-aanpakken, etc.
Het lijkt erop dat onze voorouders zich daar prima mee gered hebben. Kijk om u heen en zie de gevolgen. Het feit dat wij hier zitten en het vandaag met elkaar kunnen hebben over zoiets als ouderbetrokkenheid is voldoende bewijs dat die voorouders kennelijk iets goed hebben gedaan.
Nog een belangrijk uitgangspunt: ouders doen het eigenlijk best goed. Kinderen in Nederland blijken uit onderzoek tot de gelukkigste kinderen van de wereld te behoren en de opvoeding van ouders in Nederland wordt als prima beschouwd. Opvoeden tot respect is daarbij niet het belangrijkste doel. Opvoeden tot een zelfsturend individu lijkt belangrijker.
In de transities jeugd en onderwijs zie je dat er bij de domeinpartijen behoefte bestaat om zaken goed te regelen. De domeinen jeugd en onderwijs moeten op enig moment in elkaar schuiven en elkaar gaan versterken. Het lijkt logisch dat de eerste neiging is om dat inderdaad te gaan regelen. En juist in dat regelen lijkt het conflict te schuilen.
In een grote landelijke netwerkbijeenkomst was men druk bezig om dit soort dingen over die beide transities te regelen.De eerste bijeenkomst waarbij ouders aanschoven bleek een kanteling te betekenen in het denken over dat regelen. Ouders bleken zeer goed in staat om overtuigend duidelijk te maken dat zij niet zitten te wachten op protocollen, regels en indicatieprocedures. Ouders willen een vraag kunnen stellen, daar vlot een ter zake kundig antwoord op ontvangen en voor de rest niet al te veel gedoe. In de genoemde bijeenkomst werd de opdracht ter uitwerking daarom dat wat er dan ook maar geregeld zou gaan worden vooral flexibel moest zijn. Dus vooral geen regels!
Iets zonder regels dus. Kan dat eigenlijk wel? Is het in de huidige tijd nog mogelijk om zaken zonder regels te organiseren?
Er zijn twee voorbeelden waar dat uit zou kunnen blijken.
De eerste is Eigen Kracht. De methode waarbij problemen aangepakt worden vanuit een netwerkgedachte: iedere belangrijke persoon uit een netwerk kan onderdeel zijn van de oplossing. De kern van Eigen Kracht is dat de oplossing en de uitwerking van die oplossing uit het eigen netwerk van betrokkenen komt. Hulpverleners en professioneel betrokkenen staan daarbij aan de kant en voegen zich naar deze oplossing. Dit levert soms verrassend eenvoudige oplossingen op. Oplossingen die binnen alle regels van professionele instellingen met name door die regels niet meer mogelijk lijken te zijn.
Inmiddels is er een schat aan ervaring opgedaan met Eigen Kracht Conferenties in de zorg. Het wachten is op een groot aantal conferenties die zich richten op onderwijs. Je zou verwachten dat daar dezelfde ervaringen opgedaan zouden kunnen worden. Eigen Kracht wordt omarmt door bijvoorbeeld Pieter Hilhorst, tegenwoordig wethouder in Amsterdam, die Eigen Kracht ziet als belangrijke methode om de maatschappij te “ontzorgen”. Hij stelt dat we te gewend zijn geraakt om problemen op het bord van professionals te leggen en dat we verleerd lijken te zijn onze eigen problemen op te lossen.
Het tweede voorbeeld komt uit het verkeer. In 1979 wist Hans Monderman, een verkeerskundig ingenieur met een voorliefde voor het gedrag van mensen, te bereiken dat er een door hem bedachte oplossing werd gekozen voor een groot verkeersprobleem. Er was een doorgaande weg waar te hard werd gereden, ongelukken gebeurden en waar het ronduit onveilig was. De gebruikelijke oplossing in die gevallen was (en is overigens nog steeds op veel plekken) dat er dan voor drempels, verkeersremmende maatregelen, handhaving en dergelijke wordt gekozen. Hans Monderman deed het anders: hij haalde alle verkeersbepalende elementen weg. Hij verwijderde de borden, de belijning op de weg, het onderscheid tussen weg en trottoir en maakte er een soort plein van.
In tegenstelling tot wat je zou verwachten nam de verkeersveiligheid op deze Shared Spaces, zoals je ze noemt, toe. Auto’s minderden vaart doordat niet duidelijk was wat de verkeersituatie precies was. Fietsers en voetgangers konden gemakkelijker weer naar de overkant zonder halsbrekende toeren uit te halen. Anderzijds ervaarden alle gebruikers de situatie wel als onveiliger dan voorheen. Dat was precies waar Hans Monderman op uit was: als mensen zich namelijk onveilig voelen gaan ze vanzelf beter opletten. Ze gaan dan weer zelf nadenken. Of zoals hij vaak geciteerd wordt: “if you treat people like idiots, they will act like idiots”. Andersom is natuurlijk ook het geval. Het ontregelende van Hans Monderman lijkt op het pleidooi van Pieter Hilhorst om de maatschappij te “ontzorgen”.
Hoe moet dat nu met de ouders? En met de ouderbetrokkenheid? Is daar het probleem ook minder groot als je er anders tegenaan kijkt? Zou je door te “ontzorgen en te ontregelen” misschien tot verrassende uitkomsten kunnen komen? Kunnen professionals er tegen dat ouders en hun betrokkenheid misschien geen probleem zijn? Kunnen ouders er wel tegen dat ze bij problemen niet door professionals gerustgesteld worden? Horen sommige problemen misschien gewoon bij het leven?
Ouderbetrokkenheid is wat mij betreft niet het probleem. Ouderbetrokkenheid in de zin van ouders die betrokken zijn op het dagelijks leven van hun kinderen is niet het probleem. In mijn werkzame leven ben ik nog nooit ouders tegengekomen die niet betrokken waren op hun kinderen. De wijze van betrokkenheid en de keuzes die daaruit volgden riepen bij mij weliswaar soms vragen op. Vragen die, zo ze ter sprake kwamen, ook beantwoord werden. Maar betrokken was het. Zelfs in situaties waarin kinderen in het geding waren bleek de betrokkenheid van ouders niet het grootste probleem.
Ouderparticipatie zal mogelijk anders zijn. Participatie is het meedoen op school als leesvader, klusmoeder en pannenkoekenbakker op de jaarlijkse fancyfair. Maar participatie is niet hetzelfde als betrokkenheid en moet zeker niet met elkaar verward worden. Bovendien helpt participatie niet het kind, maar slechts de school. Betrokkenheid is goed voor een kind, noodzakelijk zelfs.
Het leven van ouders is een geïntegreerd leven. Ze krijgen gemiddeld 1,7 kind per gezin, hebben daarmee gedurende de rest van hun leven een invulling voor de gesprekken op verjaardagsfeestjes, de zorgen voor het slapen gaan, de zorgen voor de latere kleinkinderen. Wat er ook gebeurt tijdens het leven van die kinderen, het gebeurt altijd op een manier die bij het leven hoort. Ouders vragen zich, zodra ze kinderen hebben ook graag af of ze de dingen wel goed doen. En soms raadplegen ze daarbij professionals.
De komst van professionals heeft gemaakt dat zorg, onderwijs, orthopedagogiek, hulpverlening, revalidatie, specialistische zorg, etc alleen in aparte blokken toegankelijk is voor ouders met hun kinderen. Ik herinner mij dat een KeelNeusOor-arts het gebrekkige gehoor van mijn zoon, vanuit medisch-technisch perspectief geen enkel bezwaar vond. Wij waren maar wat blij met de visie van een logopedist die vanuit het perpectief van taalontwikkeling aandrong op actie. Gelukkig kon de KNO-arts dit voor hem nieuwe perspectief integreren en kon hij hiernaar handelen. Voor ons was onze zoon nog steeds dezelfde. Wij hadden nog nooit het verschil tussen een medisch-technisch en een taalontwikkelingsperspectief bij hem gezien. Hij kon leuk met een bal spelen en sorteerde graag zijn duplo. En het was natuurlijk gewoon een heel erg lief jong! Dát zagen we wel.
Er gaat iets mis in de aansluiting tussen wat ouders nodig hebben en in wat professionals willen regelen. Ik herinner mij een jongerensoos waar ik zijdelings betrokkenheid bij had in een klein dorp hier in de buurt. De jongerensoos was nieuw. Er was van alles geregeld: een ruimte, discolampen, muziek, een drankprotocol, een bardienst en er was eindeloos vergaderd over allerlei scenario’s waarin het mis kon gaan. Alles was geregeld en iedereen was overal op voorbereid. De eerste avond van de jongerensoos werd niet bezocht. Bij alles wat geregeld was, was de organisatie vergeten de jongeren te vertellen over de jongerensoos. Laat staan dat ze de jongeren hadden betrokken bij de planvorming.
Dat is wat dreigt als je kijkt naar de transities waar we het hier vandaag over hebben: hoe betrek je het kapitaal van die transities bij de uiteindelijke plannen? Het kapitaal van zowel onderwijs als zorg is uiteindelijk toch het gezin. Hoe je het ook wendt of keert: als ouders stoppen met hun ouderschap en dus geen kinderen meer krijgen kan de transitie jeugd en onderwijs wel stoppen. Dan valt er niets te transformeren en hoeven we het nergens meer over te hebben. Het enige bestaansrecht van de domeinen jeugd en onderwijs komt voort uit de ouders!
Daar waar de neiging bestaat om veel te regelen, of vooral goede afspraken te maken is dat misschien wel helemaal niet waar ouders op zitten te wachten. Regels belemmeren immers maar de normale gang van zaken. Het voorkomt dat we zelf na gaan denken en het voorkomt dat we zelf leren zorgen voor onze noden. Bovendien zijn ouders niet gek. Als een overheid aanspoort tot Eigen Kracht, Zelfmanagement of OntOrganiseren gaat dat vaak gepaard met een budgettair probleem. Het lijkt bijna op de priemende vinger waar ik het eerder over had. De vinger van verantwoordelijkheid. Het is uw probleem!
Wat ouders betreft hoeft er dus niet zoveel. Regel het misschien dus maar liever niet. Maak er een plein van zoals Hans Monderman dat deed met het verkeer. Laat mensen weer zelf nadenken over oplossingen zoals Pieter Hilhorst dat bedoelde toen hij het had over ontzorgen. Ga uit van Eigen Kracht en zie weer de Eigen Aardigheden van kinderen. En wijs, in geval van incidenten, naar jezelf. Ga eerst als een Griekse filosoof met jezelf in dialoog voordat je wijst naar een ander. Wijs in geen geval naar een ander maar beschouw de dingen in hun noodzakelijke onderlinge verbondenheid.
Sta jezelf toe dat het moeilijke soms bij het leven hoort en dat geruststelling daarbij niet het belangrijkste is, maar misschien wel aanvaarding. Misschien hoort pesten wel bij de eigenschappen van een groep en zul je er vooral je best voor moeten doen om te zorgen dat niet steeds hetzelfde kind gepest wordt.
Maar ga de dingen niet op voorhand regelen. Regel het niet. Vraag het gewoon eens aan de direct betrokkenen. Wat werkt. Ik hoor in mijn adviezen aan ouders die met een kind in het onderwijs vast dreigen te lopen eigenlijk nooit dat ze zelf geen oplossing weten. Ouders zijn meestal al erg gewend aan en ingesteld op de bijzonderheden van hun kinderen voordat ze een school bezoeken. Ze durven het alleen niet hardop te zeggen en er wordt bijna nooit naar gevraagd. Gelukkig gebeurt dat natuurlijk alleen bij al die professionals die er vandaag niet zijn. Jullie doen het natuurlijk wel goed! Het lijkt alsof ouders zelfs onzeker zijn geworden over de oplossingen die thuis en op de sportvereniging gewoon werken.
Zorg dat het dossier van het kind is en daarmee van de ouders. Zorg dat dat duidelijk is: de kennis over dát kind is te vinden bij…. dát kind! Waar heb je je sleutels laten liggen? Waar je ze het laatste gehad hebt…
En ook de ontzorging en de ontregeling hoeft dus niet geregeld te worden. Misschien. Misschien kunnen we dan weer een beetje terug naar de situatie van onze voorouders. Waar geen zorg was en geen onderwijs. En waar toch voor elkaar gezorgd werd en waar kinderen toch het nodige leerden. Ouders zouden moeten aanvaarden dat ze niet overal in gerustgesteld kunnen worden. En zorg en onderwijs zou moeten aanvaarden dat ze ouders niet overal in gerust hoeven te stellen.
Om te ontzorgen en te ontregelen is durf nodig. Durf om juist niet gerust te stellen, niet de priemende vinger te wijzen, maar gezamenlijk de verantwoordelijkheid te dragen. Durf om nooit meer te overleggen over ouders en kinderen, maar altijd met. Omdat ook de oplossing uiteindelijk bij die ouders gevonden moet worden.
De gemeente Hengelo durfde het aan om een “gewone” ouder het woord hier te geven. Durven jullie het aan om de ontzorging en de ontregeling echt te gaan.. eh… oppakken?