Hij was er weer. De minister die een sneer uitdeelde aan de ouders omdat ze te hoog voor hun kind willen reiken. Omdat ze graag willen dat hun kind zo hoog mogelijk kan starten op de middelbare school. Zo nu en dan komt dat voorbij, haalt de krant en het nieuws en de toon is weer gezet.
Ja, er zijn ouders die graag willen dat hun kind op een zo hoog mogelijk niveau begint aan het middelbaar onderwijs. Maar zou dat alleen aan de wensen en de grillen van ouders liggen? Zou de wereld werkelijk zo simpel in elkaar zitten? Of is er meer aan de hand en zijn er meer factoren die daarin een rol spelen.
Hand- en hoofdopgeleid
Vanuit het mbo ken ik de term handopgeleid. Een mooie, door een hoofdopgeleide, bedachte term om het verschil in perspectief aan te geven. Het klinkt in ieder geval vriendelijker dan hoog- en laagopgeleid en doet ook meer recht aan de inhoud van het curriculum. Ik had na mijn 6 jaar vwo nou niet direct de indruk dat ik echt iets kon, behalve moeilijk doen en een vervolgopleiding kiezen. Mijn handopgeleide voetbalvrienden stonden aan draaibanken of ingewikkelde machines en maakten iets. Ze deden vakopleidingen, lieten zich instrueren door oudere collega’s en verdienden zelfs al geld.
Hoofdopgeleiden hebben het voor het zeggen
In een wereld waar de macht ligt bij de hoofdopgeleiden snap ik dat ouders graag willen dat hun kind bij die groep hoort. Zeker wanneer je weet dat het onderwijs wordt ingericht door hoofdopgeleiden, de professionals in het onderwijs hoofdopgeleid zijn en de hoofdopgeleide minister zijn hoofdopgeleide mening over het dedain voor handopleidingen projecteert op de ouders.
Handopgeleiden hebben niets te vertellen. Zij moeten luisteren naar hoofdopgeleiden die zeggen wat ze moeten doen, wanneer ze dat moeten doen en hoelang ze erover mogen doen. Dat is niet direct een wenkend perspectief en zolang het verschil tussen hoofd- en handopgeleid leidt tot kansenverschillen, machtsverschillen, inkomensverschillen en meer snap ik de poging om zo hoog mogelijk te beginnen.
Transparante gegevens
Een oorzaak die ook niet genoemd wordt is de invloed die de keuze aan het eind van de basisschool heeft voor de verdere loopbaan. Er zit een enorme kloof tussen het vmbo en de havo en die kloof wordt alleen maar groter naarmate de jaren vorderen. Er is veel data beschikbaar over het onderwijs, maar niet de data waaruit duidelijk wordt hoe vrijelijk kinderen tussen verschillende niveaus kunnen switchen. We kennen vmbo-s die niets doen aan de doorstroming naar de havo. Maar data zijn er wel, maar niet open beschikbaar.
Dat geldt ook afstroomcijfers. Zo is er nauwelijks inzicht te krijgen in de loopbanen van kinderen gedurende de middelbare schooljaren.
Ouders moeten het dan ook doen met indrukken, ideeën en meningen, gebaseerd op de onderbuik en op de ervaring die ze hebben. En ja, dan hoop je op een zo hoog mogelijke instroom. Tuurlijk vindt iedere ouder dat zijn kind gelukkig moet worden, maar ze weten ook dat je dat makkelijker bereikt met een grotere mate van zeggenschap over de inhoud en de uitvoering van je werk.
Gildensysteem
Er zijn maar weinig handopgeleiden die ons onderwijs vormgeven. Het onderwijs als werkveld wordt vooral gevuld door hoofdopgeleiden die weten wat goed is voor de handopgeleiden. De kiem voor het verschil zit dus al in ons systeem. Wat dat betreft hadden de gilden wel hun waarde. Daar werden leerlingen opgeleid tot gezellen door meesters en kon een gezel meesterschap bereiken. Niet door hoofdopgeleid te zijn, of te horen van hoofdopgeleiden hoe ze de dingen moesten doen, maar door te laten zien dat ze hun praktische vaardigheden beheersten, konden toepassen en konden overbrengen.
Rick
In het praktijkonderwijs ken ik dat soort meesters. Ik herinner me een onderhoud met enkele kamerleden die op werkbezoek kwamen en een scala aan onderwijsissues langs zagen komen. Ik mocht daar ook zo’n onderwijsissue inbrengen en de mijne heette Rick. Rick was de leerling van een goede vriend van mij en hij wilde aan het werk. Er was ook werk voor Rick in de infrabouw, ware het niet dat ze Rick niet konden aannemen, omdat ze dan niet mee mochten doen in aanbestedingen van de overheid.
Eén van de voorwaarden was namelijk dat er startgekwalificeerd personeel moest werken aan de weg. Voor Rick een onneembare drempel. Laat Rick een tuin zien en hij kent het aantal kubs zand dat hij nodig heeft, maar vraag hem niet om dat uit te rekenen. Dus Rick liep vast. De kamerleden namen het mee, noemden Rick zelfs in een debat, maar voor Rick zat er weinig anders op dan zijn plannen bij te stellen. Rick ging iets doen dat hij ook kon, maar minder graag deed dan asfalteren.
De hoofdopgeleide bepaalt dus voor de handopgeleide waar hij terecht komt, wat zijn kansen zijn en hoe hij moet werken. De kloof tussen die twee is groot en wordt alleen maar groter. Het zou de minister sieren als hij in vervolg een iets genuanceerder verhaal over handopgeleiden, keuzes van ouders en zijn eigen bedachte schoolsysteem te berde zou brengen. Opwaartse druk van buiten is inherent aan dit systeem. Het zou helpen als men de waanzin van dit systeem zou benaderen door inzicht te krijgen in het systeem van die waanzin. Ook dan los je het niet op. Maar krijg je wel meer begrip voor jongens als Rick die zich meer en meer afkeren van kantoormensen.
Aldus sprak een hoofdopgeleide. Pragmaticus weliswaar, maar toch.