Buurtzorg[1] is een concept waarmee in korte tijd het werk van wijkverpleegkundigen revolutionair is veranderd. Zij zijn afgestapt van een model waarbij gecommandeerd en gecontroleerd wordt door een manager, waarmee vervolgens communicatieproblemen ontstonden. Buurtzorg werkt met de principes van vakmanschap, onderlinge verbinding en vertrouwen[2]. Buurtzorg wordt inmiddels door iedere politieke partij omarmd als voorbeeld voor hoe het zou moeten.
Buurtzorg heeft inmiddels een afdeling Geestelijke Gezondheidszorg[3] gekregen en het wachten is op de transitie van andere sectoren. Ik wil de revalidatie wel “aanbieden”. Revalidatie is een terrein waarbij hoge zorgkosten gepaard gaan met dure accomodaties en een zwaar managementapparaat. Bovendien wordt er organisatorisch niet gemakkelijk veranderd en wordt bij veranderingen vooral de eigen comfortzone gekozen. Dat is jammer, omdat met werkelijke veranderingen de revalidatiezorg voor grote groepen beschikbaar zou kunnen blijven, waar nu de keuze gemaakt dreigt te gaan worden voor de uitsluiting van bepaalde doelgroepen.
Wat zou er dan moeten veranderen? In eerste instantie zou het vakmanschap terug moeten naar de behandelaar. Tussen het vakmanschap van een behandelaar en de revalidant zitten nu vaak registratieformulieren, planningsafdelingen en ict die het uitvoeren van het werk als vakman niet gemakkelijker maken. Vakmensen zijn te veel bezig met het verantwoorden van hun werk naar managementlagen waarvan je je het bestaansrecht kunt afvragen.
Daarmee is niet gezegd dat vakmensen zich niet hoeven te verantwoorden. De vraag is alleen naar wie en met welk doel. Vakmensen zouden zich naar de revalidant dienen te verantwoorden en moderne oplossingen bieden daar ook al voorzieningen voor. Het doel zou moeten zijn dat een revalidant weet met wie hij van doen heeft en wat de kwaliteiten van de vakman zijn.
In tweede instantie zou de vakman weer meer verbinding met zijn vak moeten maken. Dat klinkt wat ingewikkeld maar is het niet. Verbinding met het vak betekent dat hij de verantwoordelijkheid kan dragen voor een traject, voor de afspraken, voor de afronding. Daarnaast moet de vakman verbinding maken met zijn vakgenoten en andere vakmensen om samen het optimale resultaat te behalen. Onderlinge kennisdeling is daarbij het sleutelbegrip.
In de huidige organisatievormen liggen wezenlijke verantwoordelijkheden net buiten de vakman: hij mag zich niet bezig houden met de planning, is gehouden aan een zorgpad met een beperkt aantal verrichtingen en het is de vakman niet toegestaan daar van af te wijken. Ik weet dat elke manager op dit moment zal zeggen dat hij graag zelfdenkend personeel heeft en dat er alle ruimte is voor eigen verantwoordelijkheid. De praktijk is echter anders.
Daarmee kom ik op het derde punt: vertrouwen. De samenleving, de zorgverzekeraar, de revalidant zal vertrouwen moeten leggen in het vakmanschap van de behandelaar. Daar waar controle-instrumenten eigenlijk altijd leiden tot een afnemend vertrouwen zal dat bij de afwezigheid van externe controle niet gelden. Moet er dan helemaal niets? Zeker wel. Bij alle drie items (vakmanschap, verbinden en vertrouwen) draait het om verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid binnen de grenzen van het mogelijke voor revalidant, behandelaar en zorgverzekeraar.
De vraag is natuurlijk hoe je dit allemaal organiseert. Ik heb daar ideeën over. Ideeën die ik niet zomaar weg geef, maar deel met hen die daar werkelijk in geïnteresseerd zijn en ze op waarde weten te schatten. En het op waarde schatten is iets anders dan een geldelijke beloning.
De ideeën gaan over de organisatie van de zorg, de wijze van afspraakplanning, de indicering, de regierol, de bewaking van de budgetten, de bewaking van de kwaliteit van behandelaars en behandelingen, de financiering, de deskundigheidsbevordering van zelfstandig professionals, etc.
Mijn aanbod van de revalidatie aan buurtzorg komt namelijk voort uit frustratie. Frustratie over het feit dat mijn betrokkenheid op de revalidatiezorg niet leidt tot een verbetering van de situatie van revalidanten. Dat afnemende budgetten, teruglopende vergoedingen niet leiden tot nieuwe keuzes, maar tot het aannemen van meer managers die gaan nadenken over wat ze met deze situatie moeten gaan doen. Die uiteindelijk ook niet kiezen maar in hun eigen staart blijven bijten.
Mijn revalidatiecentrum hoeft niet dicht. Het zou een prima plek zijn voor grote groepen mensen om te gaan werken op de manier zoals ik dat voorsta. Anders georganiseerd, anders gegroepeerd, misschien bevolkt door vooral zelfstandige professionals, maar in ieder geval anders. Slechter zal het er in ieder geval niet op worden.
Het aardige is dat ik iets aanbied dat ik niet heb. Ik bied iets aan terwijl het niet van mij is. Mocht het hele verhaal doorgaan dan zal het ook niet van mij worden. Misschien wordt de revalidatiezorg dan weer van de revalidanten. Revalidanten en hun behandelaars.
[2] De oplettende lezer heeft gemerkt dat ik met de drie C-s en de drie V-s refereer aan een artikel over het Nieuwe Werken dat de transitie van C naar V ziet als belangrijke drijfveer voor het Nieuwe Werken. Zie het artikel van de managementsite daarover:
http://www.managementsite.nl/14313/innovatie/nieuwe-werken-toekomst.html