De scholen zitten dicht en sinds een week zien we om ons heen iedereen zich zorgen maken over kansen van kwetsbare kinderen. Die kinderen zijn kwetsbaar omdat ze geen computer hebben, omdat ze geen ouders hebben die hen een beetje kunnen helpen of omdat ze in een onveilige situatie opgroeien. Schrijnende gevallen die op een nare manier in het zicht komen door de corona-maatregelen, maar die er ook pre-corona natuurlijk al waren. Alleen werden ze toen anders behandeld, niet gezien of lieten we ze bestaan.
Zo mocht Yusuf van 6 nu ineens wél naar school, waar hij tot voor kort gewoon thuis moest wachten tot na de zomervakantie op zijn plek. Zijn moeder vond dat meteen al kwetsbaar en onwenselijk. Door de speciale corona-aandacht voor kwetsbaarheid is er ineens meer mogelijk. Gelukkig voor Yusuf.
Joha zit in 2 vwo en zijn moeder kijkt vanuit de hal naar zijn online corona-les Engels. Ze hoort een docent op leeftijd die niet in de gaten lijkt te hebben dat ze niet vanuit haar huis de afstand tot de huizen van haar leerlingen hoeft te overbruggen. Ze schreeuwt. Ze klinkt wanhopig. Of ze allemaal stil willen zijn. Het duurt even, maar dan heeft iedereen zijn microfoon uit. Ondertussen gaan de whatsapp-gesprekken “aan” en het geluid overstemt al snel de les, zonder dat juf het merkt. De moeder van Joha hoort hoe de klasgenoten zitten te keten, terwijl ze de juf ziet worstelen met haar online les. Tot groot vermaak op de whatsapp waar er nog een schepje bovenop gedaan wordt.
Leraren krijgen met de online lessen ook zicht op de woon- en leefsituaties van kinderen, zonder dat ze daar echt iets mee kunnen. Kinderen die onder wasrekken zitten, in drukke huisgezinnen of die gewoon nooit online komen. Steeds meer kinderen geven aan school te missen. Ze missen hun leerkracht, het samenzijn in de klas en het samen leren.
Het dilemma wat dezer dagen voorligt is niet of je de kansarme, onveilige en arme kinderen voort moet helpen in deze crisis, omdat de kansrijken zich wel (lijken te) redden. De tegenstelling zit niet in de kansen van kinderen. Die was er altijd al en wordt hooguit zichtbaarder. Het betreft de pedagogiek. Het grote probleem van de maatregelen zit niet in de cognitieve ontwikkeling, maar in wat we als samenleving voorleven aan onze kinderen en in de deuk die we daarmee slaan in hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
Met de corona-maatregelen laten we zien dat je mag wegduiken als je bang bent, dat het OK is om in de spaarstand te gaan. We leren kinderen dat afstand goed is, dat oude mensen keuzes mogen maken die ze niet kunnen uitleggen en dat nabijheid gevaarlijk is. We levenkinderen voor dat de onzekerheid van de oudere generatie zwaarder weegt dan hun ontwikkeling en het belang van samenleven met leeftijdsgenoten. Experts zeggen dat de invloed hiervan op de sociaal emotionele ontwikkeling van álle kinderen nog veel langer zal doorwerken dan de opgelopen leerachterstanden.
Het voorbeeld dat we de kinderen nu geven bestaat uit handelen uit angst. Een kind dat bang is om voor de klas te spreken, wordt niet gerustgesteld door het spreken uit te stellen. Je pakt het kind bij de hand, aanvaardt met dat kind dat het angst heeft en je bekijkt samen welke stapjes je kunt zetten om de angst de baas te worden zodat het zijn verhaal toch kan doen voor de klas.
Het èchte dilemma bij de schoolsluiting is niet het verschil tussen kansarmen en kansrijken. Het is het dilemma tussen de belangen van kinderen (hun welbevinden, sociale contacten met leeftijdsgenoten en hun ontwikkeling) ten opzichte van de belangen van leerkrachten (gebaseerd op het bezweren van hun angsten). We kozen voor de leerkrachten: de belangen van de leerkrachten wogen zwaarder dan de belangen van de kinderen. Van alle kinderen.
We kunnen nu terug. De scholen moeten open. Voor alle kinderen. Het is een rare tijd. Er zijn mensen ziek en er zullen mensen sterven. Aan corona. Ieder kind op iedere school maakt sterven mee. Ook zonder corona. Kinderen sterven aan ziektes, aan geweld, aan ongelukken. Dat samen doormaken, met elkaar, zien hoe een ander daarin handelt, zich gedraagt en emoties ervaart, elkaar daarin begeleiden, zijn belangrijke levenslessen en helpt enorm om met emoties te leren om gaan. Dat ontnemen we kinderen door het belang van leerkrachten belangrijker te vinden.
De druk op de overheid om de scholen te sluiten was begrijpelijk. Die leerkrachten waren nú bang en hadden nú angst. Daar kon nú wat aan gedaan worden. Door de scholen te sluiten. Die kinderen merken pas over 10 of 20 jaar wat het betekende dat ze zó werd voorgeleefd om te gaan met angst. Dat je bij angst mag wegduiken. Dat je dan een vals gevoel van controle zult ervaren, dat vroeg of laat ijdel bleek. Het RIVM vermeldt op haar website onverminderd dat kinderen weinig lijken bij te dragen aan de verspreiding van het virus.
We kunnen nu anders besluiten. Er zijn zoveel meer (anderhalve meter-) mogelijkheden tussen schoolsluiting en schoolopening, waarbij je kinderen de pedagogische les van deze tijd kunt bieden, in contact met hun leeftijdsgenoten. Waarom zien we hoogwerkers en plexiglas schermen in verpleeghuizen en supermarkten, en niet in of rondom scholen? Met de drive en de creativiteit die leerkrachten aan de dag legden voor afstandsonderwijs moet het met die anderhalve-meter-oplossingen ook goed kunnen komen. De angstige leerkrachten kunnen we helpen. Zoals we het kind helpen als het angst heeft. Hand in hand, met intelligente en effectieve maatregelen en stap voor stap angsten overwinnen.
De cognitieve ontwikkeling is niet het belangrijkste. Die pedagogische is veel belangrijker. Laten we het echte dilemma beantwoorden: kies je voor de kinderen (al merk je dat effect misschien pas over jaren) of kies je voor de instant geruststelling van leerkrachten.
De scholen moeten open! Voor alle kinderen!