Pardon voor jongeren

Linde (20 jaar) had de moed om haar gram over de coronamaatregelen voor haar generatie op te schrijven in de Volkskrant[1]. Ze kreeg op social media het nodige over zich heen. Ze was een “huilstruik”, een “verwend nest” en ze vertoonde “prinsessengedrag”. Haar boodschap werd gemist. 
Op een lezing trof mij de opmerking van een jongvolwassene. We luisterden naar een multiculturele wethouder die veel uren had gemaakt om te komen waar ze was en schamperde over haar trainee die niet met hetzelfde gemak wilde overwerken. De jongvolwassene: “misschien moet ze haar trainee dan gewoon echt betalen voor zijn werk en niet afschepen met een stagevergoeding”. In een handomdraai zette ze de situatie van de trainee neer: studie (voor het gevoel) zelf moeten bekostigen, hoge lening, slechte woonomstandigheden en eenmaal klaar “achteraan sluiten”. Het zette mij aan het denken. 
Twee jonge sporters met een olympische droom trainden tijdens de corona-lockdown toch op de sportaccommodatie van hun club. Het zou slecht geweest zijn voor hun lijf als ze niets deden. De pubers werden gesnapt door een actieve boa, kregen een flinke boete en werden ook door hun club nog eens bestraft met een schorsing. Ondertussen was er nog geen bejaarde beboet en deden de jonge sporters eigenlijk niet veel verkeerd. Het trainen op de uitgestorven accommodatie was allengs veiliger dan in het buitengebied tussen alle wandelaars, fietsers en corona-kilo-sporters. 

De samenleving vraagt veel van jongeren. In een fase waar ze vooral met elkaar het leven moeten ontdekken zijn ze gekluisterd aan huis, bij ouders waar ze zich tegen af horen te zetten. Een virus dat voor hen tamelijk ongevaarlijk is, dat hun gezondheid maar in beperkte mate zal bepalen, bepaalt voor hen momenteel wel hun leven. Er is weinig vooruitzicht en in de media zijn ze voortdurend onderwerp van gesprek als er beelden te zien zijn van menigten of drukke winkelstraten. Mensen in het algemeen en jongeren in het bijzonder leiden aan een gebrek aan discipline bepleitte een voetbaltrainer in een talkshow. Het zette zijn pleidooi voor meer handhaving kracht bij. Hij vergat dat hij nog nooit een prijs won met enkel handhaving, regels en discipline. Daar hoorde ook altijd veel begrip voor het eigenbelang van zijn spelers bij. Als zij hun eigenbelang aan de teamopdracht konden verbinden was er de beste kans op succes. Jongeren wegzetten als niet gedisciplineerd is vals, zeker als ze zelf geen invloed hebben op die regels en die regels steeds onbegrijpelijker worden. Er is eerder sprake van onbegrepen eigenbelang dan gebrek aan discipline.

Jongeren komen er bekaaid af en ze treffen maar weinig begrip. In een aantal jaren voor corona is hun maatschappelijke positie fors verslechterd en met de huidige coronacrisis en de economische recessie in het verschiet is er grote reden tot zorg en is er noodzaak om echt te gaan investeren. Ze hebben een slechte start, de arbeidsmarkt is vooral voor hen erg flexibel en dus onzeker, er zijn nauwelijks betaalbare woningen. De hoofdopgeleiden hebben een studieschuld waar ze de komende decennia mee bezig zijn, met instemmende goedkeuring van uw volksvertegenwoordiging en de handopgeleiden hebben sowieso geen grip op hun eigen arbeidskapitaal, waardoor ze als eerste de klappen opvangen als er klappen worden uitgedeeld. 

Een samenleving heeft behoefte aan solidariteit tussen generaties, groepen en individuen. Hoe je ze ook indeelt. Zonder wederzijdse compassie is er geen basis voor een samenleving.  De solidariteit onder jongeren is misschien wel het grootste probleem van deze tijd. De economische recessie na de coronacrisis geeft, met het huidige politieke klimaat van polarisatie een giftige mix, zoals Abram de Swaan treffend beschreef[2]. De solidariteit waar andere generaties op rekenen bij jongeren is er straks misschien niet meer en is wellicht allang verspeeld. 

Mensen hebben het nodig om vermogenskracht te kunnen ontwikkelen. Met vermogenskracht wordt het vermogen om inkomen te vergaren, te sparen, in levensonderhoud te voorzien en om te kunnen economiseren in de meest letterlijke zin van het woord: huishouden, bedoeld. Voor jongeren staat dit al een tijdlang op zijn kop en start het onlogisch. Om tot de mogelijkheid te kunnen komen een inkomen te verwerven moeten ze voorinvesteren, zonder dat er zekerheid is over de uitkomsten of de resultaten. Het leenstelsel. Dat geldt de hoofdopgeleiden. De handopgeleiden kennen sowieso al een ongelijke kans op inkomen: zij zijn afhankelijk van de conjunctuur van het moment en betalen als eerste de prijs voor de lichtste tekenen van een recessie. 

De arbeidsmarkt is in de afgelopen jaren geflexibiliseerd en dit leidt tot grotere mobiliteit. Die flexibiliteit ligt echter eenzijdig bij jongeren en handopgeleiden. Bij een recessie zijn zij het die het eerst het veld ruimen. 
Dat opent de weg naar vormingskracht. Zijn jongeren in staat om op hun eigen gekozen wijze hun ontwikkeling vorm te geven. Treffen ze hierin een rijke context waarin ze keuzes kunnen maken, dingen kunnen proberen en van hun fouten kunnen leren. De vroege selectie in het huidige onderwijssysteem sorteert al vroeg de vormingskracht voor. Jongeren die niet uitverkoren zijn worden handopgeleid en horen al vroeg tot de latere verliezers van de samenleving. Ouders weten dat en proberen dat, begrijpelijkerwijs, te voorkomen. De onzekerheid om niet aan de goede kant van het onderwijs te vallen is een fantastische markt voor handelaren in bijles en examentraining. 
De uitverkorenen zijn er niet veel beter aan toe. Eenmaal aan de goede kant kunnen ze alleen maar vallen, is er nauwelijks tijd en ruimte voor fouten, probeersels en mislukkingen en wordt ieder falen afgestraft. Het geeft stress, werkdruk en mentale problemen met als perspectief dat de hoofdopgeleiden voor de handopgeleiden mogen gaan bepalen wat ze hoe en wanneer maken. Als ze daar ooit terecht komen. Ondanks de eerdergenoemde enorme investering is er geen baanzekerheid, omdat onderwijs in algemeenheid niet gericht is op “morgen”, maar vooral de lessen van “gisteren” herhaalt. 
Het is een waanzinnig systeem dat zich het best laat beschouwen door een diep inzicht in dit systeem van waanzin. Gelukkig gaat het gepaard met goede bedoelingen, al kun je je afvragen of dit voldoende is. 

Het probleem van de solidariteit tussen generaties tekent zich momenteel af langs een aantal lijnen. De klimaatopdracht is voor veel jongeren een vanzelfsprekend maatschappelijk probleem, waarbij oudere generaties dat nog gemakzuchtig voor zich uit schuiven. De omvang van de beweging met Greta Thunberg als iconische vooroploper is groot en niet mis te verstaan. Ook de digitalisering van de maatschappij kent generationele verschillen. Voor jongeren die opgroeiden met digitale media is de overload aan informatie veel vanzelfsprekender dan voor oudere generaties en zij hebben een veel natuurlijker adaptieproces gekend met die prikkels. Er is maar weinig begrip voor dit verschil in context en de gedigitaliseerde jeugd geldt vooral als probleem.

Het vergt empathie in elkaars perspectief om dat te kunnen zien. De reacties op Linde’s hartenkreet laten zien hoe moeizaam dat is. Mensen lijken toch vooral hun eigen referentiekader te zien als uitgangspunt. 
Het belang van relaties is evident. Na een dialoogsessie met jongeren, waarbij jongeren spraken over hun mentale gezondheid, bleek dat uit de geanimeerde nagesprekken die deze jongeren aangingen met de aanwezige volwassenen. Ze waren hongerig naar kennis, naar levenservaring, naar het “weten” van de aanwezige volwassenen. De verbondenheid waar ieder mens basaal behoefte aan heeft (naast de behoefte aan competentie en autonomie) was merkbaar in dit nagesprek en geeft het belang van empathie aan. Met een ondersteunende context wordt dat een vanzelfsprekendheid. 

Die verbindingskracht is de derde as waar investering zich op zou mogen richten: in hoeverre staan we het alle leden van onze samenleving toe zich te verbinden aan de gezamenlijke doelen, aan elkaar en aan zichzelf. Wij zijn samen de maatschappij, maar zien we ook alle perspectieven in keuzes die gemaakt worden. Houden we echt rekening met alle gezichtspunten en durven we onze referentiekaders te verleggen? Hadden we de sporters echt een boete, met een bijkomend strafblad gegeven als we hadden gezien hoe ze, binnen hun eigen referentiekader, op een behoorlijk verantwoorde manier aan het sporten waren? 

De laatste as waarlangs we investeringen kunnen zoeken is de kanskracht[3]. Hebben groepen in de samenleving op een gelijkwaardige manier de mogelijkheid om kansen te verzilveren? Zijn er groepen die er bekaaid afkomen? We kennen inmiddels de staatjes van ongelijkheid: mensen uit de lagere opleidings- en inkomensgroepen hebben veel minder gezonde levensjaren, naast een lagere levensverwachting. De jongeren kunnen we daar inmiddels aan toevoegen. Hoewel het CBS becijferde dat het leenstelsel geen consequenties heeft voor de studiekansen van HAVO- en VWO-leerlingen is dit nog niet duidelijk voor de doorstroommogelijkheden van MBO-studenten. Daarnaast wordt het steeds duidelijker dat een flinke studieschuld negatieve gevolgen heeft voor mogelijkheden op de woningmarkt. Jongeren moeten flink investeren in een ontwikkeling die niet onder hun eigen regie valt, maar voorgeschreven is. Het diploma biedt geen zekerheid op een inkomen waarmee een studieschuld verdwijnt en er zijn geen prikkels om die studieschuld te beperken. Meer werken tijdens de studie leidt tot een verhoogd risico op studievertraging én nog hogere schulden. Minder werken en meer lenen is het devies en de voorwaarden lijken gunstig. De macht, het werk en het netwerk zijn geconcentreerd in de randstad en dit zal de wens om je als jongere daar te willen vestigen alleen maar versterken. In de randstad is wonen voor jongeren bijna onmogelijk geworden vanwege het gebrek aan beschikbare, en betaalbare woningen. 

De studieschulden zijn fors. Het Centraal Bureau voor de Statistiek vermeldt vooral de gemiddelden. Wanneer je iets dieper in de cijfers duikt blijkt de schuldenlast van de groep jongeren geboren in 1998 en 1999 (de groep die als eerste volop met het leenstelsel te maken kreeg) verdriedubbeld te zijn[4]. Dat zijn jongeren die nu hun studies afronden en tot de arbeidsmarkt toetreden. Op het moment dat de recessie aanbreekt, het aantal banen afneemt, de economie voor het eerst in 23 kwartalen krimpt[5] en we van hen verwachten dat ze zich solidair opstellen met een samenleving die specifiek hen flink op kosten joeg. Het was ook een jongere uit 1998 die de opmerking maakte bij de lezing van de multiculturele, hardwerkende wethouder. Het was tekenend voor het verschil in kansen, mogelijkheden en verwachtingen. 

Het verschil in behandeling is in een sneltreinvaart gegaan en de generatie die daar de zware last in draagt zijn de jongeren: met het leenstelsel, de woningmarkt en in de komende jaren met de economische recessie als gevolg van de coronacrisis en tenslotte de opdrachten die er rond het klimaatprobleem liggen. 

Dat vraagt om meer begrip voor hun positie. Het terugwinnen van de solidariteit van de jongere generatie om de samenleving te helpen het stuur weer in handen te krijgen kon weleens de grootste opgave zijn die de komende jaren voorligt. Daar te lichtzinnig in zijn en te veel vanuit een eigen oud denkraam handelen brengt het risico met zich mee dat zij als groep gemakkelijk aansluiting vinden bij politieke handelaren in onzekerheid. Daarmee ligt het gevaar van maatschappelijke ontwrichting op de loer. Het gemak waarmee verschillende “tegenpartijen” rond op het oog onverenigbare issues (stikstof, islamisering, zwarte piet, vaccinaties) zich momenteel groeperen is daarvoor niet minder dan een waarschuwing. Het is niet onvoorstelbaar dat leenstelseljongeren zich gemakkelijk identificeren met de flexibele arbeidsmarktjongeren met een laag opleidingsniveau en daarmee massa weten te maken. 

Het is daarom nu tijd om het perspectief van jongeren mee te nemen in de beleidskeuzes. Een generatietoets, zoals de SER voorstelde[6], zou daarvoor een goede aanzet zijn, naast het daadwerkelijk horen en zien van jongeren. Er zijn echter ook op korte termijn eenvoudige maatregelen die het belang van jongeren onderstrepen. Schrap voor het komend studiejaar het collegegeld, bijvoorbeeld. Als geste zou dit een goed signaal zijn en de kosten vallen in het niet bij de opbrengsten daarvan. Ten aanzien van de woningmarkt ligt er een grotere opgave in het nivelleren van de verschillende groepen in de samenleving. Een bevriezing van de huurverhoging is een eerste stap net zoals een solidariteitsbijdrage van groepen die al jaren relatief goedkoop wonen. De arbeidsmarkt vraagt om herbezinning op de consequenties van de verregaande flexibilisering. Flexibilisering mag een prijs hebben: de meest flexibele werknemers zouden daar ook financieel en maatschappelijk meer voordeel uit mogen halen. 

Een brede blik op de verschillende maatschappelijke groepen en hun positie in het krachtenveld van de vier genoemde krachten helpt om te kunnen zien waar de investeringen moeten plaatsvinden. Voor de allerkortste termijn is een generiek pardon voor de uitgedeelde boetes vanwege corona-overtredingen aan jongeren het gemakkelijkst: we kunnen het ons als samenleving niet verantwoorden om jongeren door deze boetes en strafblad kansen te ontnemen. Als we willen dat jongeren over 5 of 10 jaar hun maatschappelijke rol kunnen spelen en van waarde kunnen zijn voor andere generaties dan vraagt dat nu om bewustwording van de grote verschillen die gecreëerd zijn. Als we ons die ongelijkheid beseffen opent dat de weg naar ongelijke behandeling. 


[1] https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-mijn-zelfbeschikking-is-volledig-overgeleverd~b1509460/

[2] https://www.groene.nl/artikel/voor-de-catastrofe

[3] https://economie.rabobank.com/publicaties/2020/januari/liever-grip-op-het-leven-dan-iets-meer-koopkracht/

[4] https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/41/studenten-lenen-vaker-en-meer

[5] https://nos.nl/artikel/2333959-ongekende-economische-teruggang-in-tweede-helft-maart.html

[6] https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2019/hoge-verwachtingen-publieksversie.pdf

Wat ik las ter inspiratie: