Je moet zijn waar de bal is

Dit verhaal gaat over een mooie jongeman. Een jaar of 10. Sterker nog, precies 10. Deze jongeman gaat door het leven zonder diagnoses en toch is hij bijzonder. Hij is een zeer originele denker, heeft fantastische denkkronkels, lost zijn rekensommen op onnavolgbare wijze op en geeft op de open CITO-vragen altijd de juiste antwoorden, als je tenminste de moeite neemt om zijn gedachten te volgen. “Oase” hoort volgens hem namelijk bij “oceaan” (want water), bij “gebergte” (want oma gebruikte oase om achter de kerststal een berg te fabrieken), bij “oppervlakte” (want spiegel jezelf maar eens in het water) en bij “woestijn” (ja, duhuh).

Hij heeft eigenlijk maar één probleem. Door zijn grote alertheid op alles om hem heen lukt het hem niet altijd om op tijd op te letten op iets belangrijks. Regelmatig mist hij de eerst twee, drie zinnen van een uitleg, komt hij er net te laat achter dat een klaarliggend potlood mét punt handig is als je moet beginnen en is een reservepotlood ook geen luxe als je binnen een bepaalde tijd sommetjes moet maken.

En hij houdt van voetbal.

Voetbal werd het verschil: ik legde hem een oude wijsheid van de Grote Cruijf uit: “je moet zijn waar de bal is”. Rafael van der Vaart stapte ooit na een interland van het veld en had enorm veel kilometers gerend. De commentator wees daar met trots op en vroeg Cruijf naar zijn mening. “Knap stom”, zei Cruijff, “je moet niet veel lopen, je moet zijn waar de bal is.”

De mooie jongeman snapte deze wijsheid meteen en, mooier nog, met zijn onnavolgbare gedachtenkronkels kon hij het meteen ook toepassen in zijn dagelijks leven. De afgelopen weken gaan zijn prestaties vooruit. Hij zit klaar als het moet, heeft zijn potloden klaarliggen, geslepen en wel en kan zelfstandig zijn (school)dagen indelen. Juf is blij.

En hij? Hij knipoogt, als hij zijn hand ophoudt om het laatste chocolaatje aan te pakken. “Ik ben waar de bal is, papa!”