Twee nieuwsberichten zitten onder mijn huid dezer dagen. Ze worstelen met elkaar. Het ene gaat over Caster Semenya[1], de topatlete uit Zuid-Afrika die van de internationale atletiekfederatie niet meer mag meedoen zonder medicamenteus haar aangeboren hoge testosteronspiegel aan te passen. De ander gaat om werknemers die ouder zijn van een kind met kanker[2]en die tekortkomen aan het wettelijk zorgverlof. De worsteling die ze voeren gaat over gelijkheid, gemiddelden en gelijke behandeling.
Ik werk voor de jeugdgezondheid[3]. Ik wil met al die collega’s dat kinderen veilig, kansrijk en gezond opgroeien. Onze belangrijkste instrumenten zijn monitoring, preventie en normalisatie. Er is een groot besef van verantwoordelijkheid voor de gehele populatie in de JGZ en samen proberen we in beeld te krijgen hoe het gaat met alle jeugdigen. Daarnaast hebben we te maken met individuele jeugdigen die door de JGZ zo goed mogelijk gezien, gehoord en geholpen worden. Ook daartussen schuurt het soms: zie je een jeugdige in relatie tot de populatie of in relatie tot zichzelf? Met welke zienswijze is een jeugdige het best geholpen om veerkracht, assertiviteit en zelfvertrouwen te kweken?
Kan een jeugdige bijvoorbeeld een achterstand (taal, rekenen, groei) hebben? Ontwikkelt ieder kind zich niet precies goed, precies passend bij dit kind in deze sociale context? Moeten onze inspanningen zich richten op het nivelleren van alle verschillen of moeten we ons richten om voor dit ene kind de situatie zo optimaal mogelijk te krijgen? Zijn de populatiegegevens (hoe het met alle kinderen gaat) wel geschikt om er individuele kinderen mee te vergelijken? Zou je niet liever dit ene kind vergelijken met zichzelf, een tijdje terug? Zodat je kunt zien hoe dit kind zich ontwikkelt op het gebied van taal, rekenen, groei?
Terug naar Caster Semenya, de werkende ouders van kinderen met kanker en hun zorgverlof en hun worsteling over gelijkheid, gemiddelden en gelijke behandeling. Het heeft namelijk met elkaar te maken. Je kunt kijken naar het geheel van alle mensen, ze indelen in groepen, daar normen voor stellen. Dat blijft houdbaar tot er een situatie komt die het tegendeel bewijst. Ga je dan als samenleving je best doen iedereen in hokjes te plaatsen of accepteer je deze “zwarte zwaan[4]” als een onverwachte verrassing. Kent niet iedere gemiddelde een uitslag naar de onder- én bovenkant? Wat gebeurt er met gemiddelden als je de bovenkant afvlakt?
Caster Semenya merkte pas dat ze anders was toen ze werd vergeleken met de populatie. Zoals in meer sporten draait het in sport om ongelijkheid. De ene is nu eenmaal beter dan de ander, in fysiek, kracht, techniek, lenigheid, doorzettingsvermogen, motivatie, sociale omstandigheden. Bij Caster Semenya wordt één opzichtig verschil uitgelicht om daarna op basis van dit ene verschil haar meedoen onmogelijk te maken. Ze werd vergeleken met de gemiddelde populatie en ze voldeed niet. Als ze veel te dik was geweest zou ze ook niet hebben voldaan, alleen was de bedreiging in dat geval minder geweest: ze zou niet snel gewonnen hebben immers. Misschien kunnen ze in de atletiekfederatie niet zo goed tegen winnaars.
Bij de ouders van kinderen met kanker gaat het om het zorgverlof. Zorgverlof dat niet toereikend is in het geval je kind kanker krijgt, omdat je er op dat moment nu eenmaal vaker als ouder moet zijn dan in andere gevallen. Het zorgverlof is gebaseerd op gemiddelden. Gemiddeld gesproken is x-zorgverlof voldoende. Niet iedereen maakt er gebruik van. Als iedereen het “recht-op” zorgverlof zou claimen zouden bedrijven failliet gaan. Het is dus een beetje geven en nemen. Als een werkgever te maken krijgt met een ouder waarvan het kind kanker krijgt weet hij al dat zorgverlof niet voldoende zal zijn, maar de werkgever kan, rondkijkend in zijn bedrijf, ook vaststellen dat hij met wat extra mogelijkheden voor deze werknemer geen verlies zal draaien. Er zijn immers werknemers voldoende die hun zorgverlof nooit opnemen.
De opdracht is dus mensen niet af te meten aan het gemiddelde van alle mensen. Het is belangrijk om iets over die gemiddelden te weten, maar niet om daarmee een individu de maat te nemen. Als je nu als vrouw hardloopt en je hebt Caster Semanya als tegenstander dan heb je pech. Ze is nu eenmaal beter. Niet vanwege één enkele factor, maar vanwege het samenspel van vele factoren (training, fysiek, doorzettingsvermogen, lenigheid, etc).
Ouders met zorgverlof-vragen moet je genereus helpen. Tel als werkgever alle gemiddelde mogelijke aanspraken bij elkaar op en zie dan dat tegemoetkomen, aansluiten bij deze ouder met deze vraag op dit moment, je veel meer krediet oplevert dan gemiddelden-gezeur.
Voor de JGZ betekent het dat we misschien wel een nog duidelijker scheiding moeten maken tussen de populatieopdracht (hoe gaat het met alle jeugdigen in Nederland) en de individuele opdracht (hoe gaat het met dit kind). We zouden de ongelijkheid tussen jeugdigen als uitgangspunt kunnen nemen. Want dat is wat we zeker weten: ieder kind heeft zijn eigen ontwikkeling, zijn eigen route, zijn eigen aardigheden.
Elk kind doet het namelijk altijd precies goed. Ieder kind heeft zijn eigen lijntjes waarbinnen het zich ontwikkelt en waarbinnen het zijn stappen kan zetten. Passend binnen zijn eigen lijntjes.
[1]https://nos.nl/l/2282811
[2]https://nos.nl/artikel/2282769-ouders-ernstig-zieke-kinderen-hebben-meer-zorgverlof-nodig.html
[3]https://www.ncj.nl/
[4]https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Zwarte_Zwaan_(Taleb)