Prikkelend

(leestijd: 5 minuten)

Verschenen op Ouders & Onderwijs (samen met Marieke Boon)

Voor het congres van de PO-Raad en VO-raad werden Mark Weghorst en Marieke Boon gevraagd om prikkelende gedachten over passend onderwijs op te schrijven. Bijgaand de drie korte columns.

Verantwoordelijkheid

Alle kinderen een passend onderwijsarrangement” en “geen kind meer tussen wal en schip”. De verwachtingen van passend onderwijs zijn met deze twee kreten helder uitgesproken, jaren geleden al. Wat is er van terecht gekomen? Zijn na het uitspreken van deze verwachtingen ook heldere afspraken gemaakt zodat het onderwijsveld daar op aangesproken kon worden? Wij wagen het te betwijfelen. Dan verliep de uitvoering van passend onderwijs vlekkeloos, zaten er nauwelijks kinderen thuis en waren alle scholen toegankelijk.

Na het uitspreken van deze verwachtingen door ministerie en politiek begon het grote Ja-maar-en. Termen als “handelingsverlegenheid”, “beïnvloedbare instroom”, “leerbaarheid” en “uitzonderingen en aparte hokjes” zorgden voor ventielen in het systeem van passend onderwijs. De sectorraden ondersteunden dat van harte met de een na de andere handreiking. Die handreikingen kun je in twee stapels rangschikken: in een “ja maar”-stapel en in een “ja-en”-stapel. Het tweede stapeltje: het stapeltje dat uit moet gaan van de mogelijkheden, van een vanzelfsprekend welkom bij scholen is nog een veel te klein stapeltje!

Hoe kan dit? Snapt dan niemand in het veld dat passend onderwijs alleen een succes kan worden als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en zelf daarin voorop gaat? Dat het voor kinderen van het grootste belang is dat ze zich welkom voelen op een school. Op welke school dan ook? En dat het ontwijken van zorgplicht, het selecteren aan de poort, het doorschuiven van “probleemgevallen” slechts symptomen zijn van een lankmoedig verantwoordelijkheidsgevoel?

Het onderwijsveld heeft met elkaar een cultuur geschapen waarin het niet alleen is toegestaan dat je iets moeilijk vindt, maar ook dat je in dat geval het probleem kwijtraakt. Dat is nog eens een effectieve probleemstrategie. Als het onderwijsveld iets moeilijk vindt, moet er geld bij, gaat het probleem naar een ander en zijn er mensen die het beter weten. Zoals wij.

Terwijl het idee zo simpel is: je spreekt uit wat je van elkaar verwacht (uitspreken), daar maak je heldere afspraken over (afspreken), waarna je een basis hebt om elkaar daarop aan te spreken (aanspreken). Op elk niveau geldt dit. Of dat nu van politiek naar veld is, van sectorraden naar besturen, van besturen naar scholen, van schoolleiders naar docenten, van docenten naar ouders en van ouders naar kinderen. Je kunt elkaar pas ergens op aanspreken als je daar heldere afspraken over hebt die je maakt op basis van wederzijdse verwachtingen.

En dat is nu juist waarom overeenstemming met ouders op het handelingsdeel ontwikkelingsperspectief zo van belang is. Het document waarin je met elkaar uitspreekt en afspreekt hoe de ondersteuning eruitziet en wat ieders rol is. Daarmee kan je elkaar ook aanspreken in de loop van het traject. Dit zou meer bureaucratie en juridisering opleveren, wordt gezegd. Waarom? Omdat we met elkaar niet in staat zijn tot uitspreken – afspreken en tot slot aanspreken?

Een onderwijsveld dat zich inspant om de afspraken rond de oorspronkelijke verwachtingen te ontduiken, verdient het om daarop aangesproken te worden. Dat dat te weinig gebeurt en dan vooral door ouders die het hardst getroffen worden, is een veeg teken. Willen we het eigenlijk wel? Alle kinderen een passend onderwijsarrangement? Geen kind meer tussen wal en schip. Wie begint er met aanspreken? Spreken scholen elkaar al aan? Op selectieve instroom van kinderen? Op afstromen van leerlingen?

De maatschappelijke opdracht is simpel: zorg dat elk kind een plek in het onderwijs heeft en wijs daarbij niet naar degene die dat moet regelen, maar regel dat zelf. Want dat is verantwoordelijk gedrag.

Het samenwerkingsverband als schaamlap

Vraag ouders wat ze van het samenwerkingsverband verwachten en het gros kijkt je schaapachtig aan. Samenwerkingsverband? In het onderwijs is het mogelijk om zulke termen te geven aan de ultieme poldercultuur. Je kind is de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband. Je moet bij het samenwerkingsverband zijn. Vraag het eens aan het samenwerkingsverband.

Een verband gebruik je om een etterende wond vrij van invloeden van buitenaf te houden. Misschien dat het daarom een samenwerkingsverband heet. Want wat is het eigenlijk, dat samenwerkingsverband? Het samenwerkingsverband is de entiteit waarin alle schoolbesturen in een regio vertegenwoordigd zijn en die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het passend onderwijsaanbod in die regio. In het samenwerkingsverband worden de afspraken gemaakt en het samenwerkingsverband spreekt ook schoolbesturen aan op hun verantwoordelijkheid.

Dat aanspreken op verantwoordelijkheden is niet zo’n sterk punt van het samenwerkingsverband. Dat samenwerkingsverband ontstond toen schoolbesturen elkaar de markt uitvochten en ineens moesten gaan samenwerken. Een gedwongen huwelijk en een sluimerende etterende wond.

Voor ouders betekent het samenwerkingsverband helemaal niets. Ze willen dat hun kind welkom is op de school die ze gekozen hebben. Ze melden hun kind ook niet aan bij een schoolbestuur, maar bij een school. Ouders melden niet aan bij het samenwerkingsverband en moeten dat ook niet gaan doen. Het beste samenwerkingsverband is dat verband dat eraf kan omdat de wond niet meer ettert. Zodat zichtbaar is wie wat doet en helder is wie de afspraken wel niet nakomt.

Kansengelijkheid

Of je nu Jayden, Floor, Charissa, Achmed, Bastiaan of Gijs-Jan heet: iedereen verdient dezelfde kansen. Onderwijs moet niet worden ingedeeld in hoger en lager: de hovenier heeft een even belangrijke maatschappelijke waarde als een tandarts. Het moet niet uitmaken dat Gijs-Jan alleen maar hovenier kan worden terwijl Jayden met gemak tandarts wordt.

Voor diegenen die de vorige zin moeten teruglezen, omdat ze het gevoel hebben dat er iets niet klopt het volgende:

U lijdt aan impliciete associaties. U vond Jayden een vanzelfsprekender hovenier en Gijs-Jan verwachtte u in een witte jas. U kent noch Jayden, noch Gijs-Jan. Toch had u deze associaties en voelde het ongemakkelijk dat nu ineens Jayden de tandarts was.

Kinderen in het onderwijs lijden onder impliciete associaties. Dat geldt voor alle kinderen. Zo kunt u zich voorstellen dat het grote aantal vrouwen voor de klas iets impliceert voor het omgaan met drukke jongens. Of gewone jongens. Die zijn nu eenmaal wat drukker, wat fysieker. De verdeling jongens en meisjes in het speciaal onderwijs laat dit ook zien: u heeft last van jongens. En u heeft de veronderstelling dat u geen last hoeft te hebben.

Voor passend onderwijs heeft dit grote consequenties. De eerste jaren is passend onderwijs gedomineerd door de ouders van kinderen die zich konden organiseren, die zich goed konden verwoorden en die de problemen met het passend onderwijs goed konden agenderen. Daar bent u met zijn allen druk mee geweest en nog steeds bent u daar het drukst mee.

Hoe zou het in uw scholen zijn met de kinderen die eigenlijk passender onderwijs nodig hebben, maar dit nu nog niet helemaal hebben, maar waarbij de ouders niet mondig, assertief en georganiseerd zijn? Zeg maar de ouders van Floor en Bastiaan? Daar hadden we u weer. De ouders van Floor en Bastiaan kent u toch doorgaans als assertief, betrokken en betrouwbaar. Charissa en Achmed: dìe hebben ouders die niet betrokken zijn.

We helpen u uit de droom: alle ouders zijn betrokken bij hun kinderen. Alle ouders willen graag dat hun kind welkom is op de school waar het zit. U bent verantwoordelijk voor het zo goed mogelijk aanpassen van het onderwijs aan de individuele behoeftes van de kinderen. Of ze nu Jayden, Floor, Charissa, Achmed, Bastiaan of Gijs-Jan heten.

Er is nog veel te doen en er zal altijd nog veel te doen zijn. Daar leveren ook wij graag een bijdrage aan.

Mark Weghorst & Marieke Boon, Ouders & Onderwijs

Print Friendly, PDF & Email