Moreel besef

Van de week een klein psychologisch experiment uitgevoerd in huis. Het kan verkeren. Wat wil het geval? Zittend bij de computer viel mijn oog op een naam die op een boekenplank was geschreven. Geen ernstig feit, de naam was gemakkelijk te verwijderen, maar het trof me toch. De naam was de naam van mijn zoon.

Gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen…

Mijn zoon werd erbij geroepen. Hij ontkende echter de naam, zijn naam, daar opgeschreven te hebben. Ik had geen reden om hem daarin niet te geloven. Toch knaagde het. Wie had het dan gedaan. Ik besloot tot een klein psychologisch experiment om erachter te komen of mijn zoon een deugdelijk moreel besef heeft. Niet dat ik daaraan twijfelde, ik wilde het alleen maar zeker weten.

Ik riep opnieuw mijn zoon bij mij en wees op de tekst op de boekenplank.

“Als jij dat niet hebt gedaan móet je zus het hebben gedaan. Ik vind dat heel erg vervelend dat je zus zomaar jouw naam ergens op schrijft. Daarom mag jij iets voor mij doen.” Hij keek me, zonder een spoor van schuld, verwachtingsvol aan. “Jij mag een passende straf bedenken voor je zus. Bedenk wel dat het heel erg ernstig is wat er gebeurd is. Het is wel schoon te maken, maar het is heel erg dat iemand andermans naam gebruikt. Ik had jou zomaar beschuldigd, terwijl je het niet gedaan hebt!” Hij liep nadenkend naar de kamer.

Een paar minuten later was hij terug: “Ze moet haar iPod twee dagen inleveren.” Een behoorlijk forse straf voor mijn dochter die zich momenteel ’s morgens begint aan te kleden met haar iPod. Die twee zijn onafscheidelijk.

Ik was nog niet overtuigd van het moreel besef. Stel dat hij het wel gedaan had en nu zijn zus een forse straf zou geven. Wat zou dat zeggen over zijn moreel besef. Eerlijk gezegd had ik in dat geval verwacht dat hij naar me toe was gekomen, schuldbewust had neergekeken en alsnog had toegegeven dat hij het had gedaan. Niets van dat al. Hij bedacht een zeer passende straf, in de wetenschap dat zij inderdaad iets heel ernstigs moest hebben gedaan.

“Ga jij dat dan maar aan je zus vertellen.” Hij keek me vragend aan. “Zij heeft valselijk jouw naam gebruikt en jij hebt deze straf voor haar bedacht. Je mag vertellen dat je het met mij hebt overlegd.” Opnieuw verwachtte ik misschien wel dat zijn moreel besef hem zou breken. Toch gebeurde het niet.

De zus ontkende in alle toonaarden en vond derhalve de straf ook niet passend. Het mysterie van de opgeschreven naam was daarmee niet opgelost en bovendien was er geen enkele sprake van enige zekerheid over het moreel besef bij de tot nu toe betrokken personen.

Met zijn drieën zochten we naar de dader en vonden die in het kind van goede vrienden die onlangs met mijn zoon op de computer had gespeeld. Omdat het experiment met het moreel besef me toch niet had losgelaten en mijn kinderen graag wilden meewerken bedachten we een vervolg.

“Kun jij zijn naam eens opschrijven?”, vroeg mijn dochter toen ik het betreffende jong iets eerder achteloos had verteld over de zware straf die mijn zoon had gekregen voor het beschrijven van de boekenplank. Ik had er zelfs bijverteld dat hij een extra zware straf had gekregen omdat hij niet erkende dat hij het gedaan had. Terwijl het toch zijn naam was.

“Waarom”, vroeg hij argwanend aan mijn dochter. “Gewoon, omdat ik denk dat je dat niet kan. Ik denk niet dat je zijn naam kunt schrijven”. Mijn dochter moest haar manipulerende gaven ergens vandaan hebben: hij schreef de naam van mijn zoon op een briefje en er was geen grafoloog voor nodig om vast te stellen dat het hetzelfde handschrift was als op de boekenplank.

“Gôh,”, vroeg ik weer iets later aan hem, “ik zit er zo mee in mijn maag dat hij nu zo’n zware straf heeft en bij hoog en bij laag vol blijft houden dat hij het niet gedaan heeft! Wat moet ik daar mee?” Het jong keek me aan, maar bleef geboeid bij zijn computerspel. “Kijk, als nu iemand anders, buiten mijn gezin, de schuld op zich neemt en zegt dat hij het gedaan heeft, dan zou dat voor hem makkelijker zijn. Ik zou hem geloven, hij kreeg geen straf en degene die het gedaan heeft kan ik geen straf geven, want ik ben niet zijn vader! En natuurlijk zou ik allang blij zijn met de Ware Toedracht. Maar ja?” Ik keek het jong nog eens verwachtingsvol aan. Hij gaf geen krimp.

Later die dag stelden we met zijn drieën onomstotelijk vast dat het jong geen moreel besef had. Temeer omdat mijn zoon, toen hij even uit zijn rol viel en toch bezig was met zaken die onder zijn “straf” vielen, door het jong op fluistertoon werd geholpen om te zorgen dat het aan mijn aandacht zou ontsnappen.

NB: Uit belang van ons eigen moreel besef zijn in dit stuk geen namen genoemd. Wij waren daarmee zeer tevreden.
NB 2: Ons experiment naar moreel besef lijkt veel op een experiment dat ik vond op internet.