Autisme en communicatie

(leestijd: 3 minuten)

(Ook te lezen als gastblog op de site van Auticomm)

Onlangs was ik de dagvoorzitter van een congres over Autisme[1]. In de voorbereiding van die dag heb ik mij verdiept in Autisme, de verschillende zienswijzen, de verschillende aanpakken en ik heb er mijn mening over gevormd. Ik merkte dat er veel te weten is over Autisme. Ondanks dat ik tijdig begonnen was met de voorbereiding en daar ruimschoots de tijd voor had genomen schatte ik in dat mijn kennisnivo het niet zou halen bij de sprekers en vele van de bezoekers van die dag.

Vandaar dat ik mijn voorbereiding verlegde naar meer praktische zaken: wat heb ik met Autisme, kom ik mensen met Autisme tegen, wat kan ik met de manier van communiceren waar het bij Autisme over gaat.

Natuurlijk verdiepte ik mij ook in theorieën rond centrale coherentie, executieve functies en theory of mind. Daarmee had ik echter geen compleet beeld. Ik las daarnaast een boek van Peter Vermeulen: ik ben speciaal. Dit geldt als een standaardwerk over Autisme. Ik kan dat alleen maar beamen.

Mijn verdieping ging echter naar mijn persoon: wat snap ik van de communicatiewijze. Begrijp ik waarom dit zo belangrijk is? In de literatuur gaat het vooral over concrete communicatie. Een term die ik zelf, als maatschappelijk werker, regelmatig bezig. Als communicatie tussen mensen niet goed verloopt is het concretiseren van die communicatie altijd een makkelijke, tastbare eerste stap is mijn vaste overtuiging na 17 jaar mensenwerk.

Een definitie van concrete communicatie kreeg ik op het congres van Kobe Vanroy, één van de collegae van eerdergenoemde Peter Vermeulen die een heldere inleiding hield op het congres. Hij gaf als definitie: Ondubbelzinnig de context verhelderen door expliciet, positief en visueel duidelijk te maken wat we bedoelen en verwachten.

Communicatie met mensen met Autisme moet dus ondubbelzinnig zijn: je moet zeggen wat je bedoelt. Daarnaast moet het duidelijk zijn wat je bedoelt en moet je het zichtbare benoemen. Dus niet wat niet de bedoeling is, maar juist wat wel de bedoeling is. Tenslotte is het handig en praktisch dat je over dezelfde beelden beschikt als degeen met autisme. Dat dus de hond waar jij het over hebt dezelfde is als de hond van degeen waarmee je praat.

Dit lijkt allemaal duidelijk en fantastisch: ik houd mij in gevolg aan deze regels en de communicatie verloopt beter. Er bekroop me echter ook een vreemd gevoel. Ik zou namelijk graag met iedereen praten als was het iemand met een autistisch brein. Ik heb namelijk niet het idee dat er zoveel mis is met concreet communiceren, duidelijk zijn en zeggen wat je bedoelt.
Waarom zou dit voorbehouden moeten zijn aan mensen met een autistisch brein. En zouden de zg. neurotypicals niet erg gelukkig zijn als ze niet empathisch op zoek hoeven naar de diepere bedoeling achter wat er gezegd wordt? Laat staan de vraag of empathie überhaupt wel bestaat. Is er misschien één neurotypical te vinden die in staat is mijn gedachten te voelen? Of zou het gokken blijven?

Ik vind dus dat mensen met autisme zichzelf te kort doen als ze vragen om een aanpassing in de communicatie. De aanpassing die gevraagd wordt is namelijk voor iedereen een verbetering. Het wordt er namelijk makkelijker van voor iedereen. En, als maatschappelijk werker met enige ervaring in mensenwerk, kan ik zeggen dat daar waar het tussen neurotypicals misgaat (een begin van) de oplossing altijd ligt in autismevriendelijk communiceren. Dat het zo heet weet ik sinds kort. Dat het zo is wist ik al langer.



[1] Ik spreek over Autisme, mensen met Autisme, het Autistisch brein. Dit is gemakshalve. Ik weet dat ik ook pervasieve ontwikkelingsstoornis, autistisch spectrum stoornis of iets anders zou kunnen schrijven. Voor het leesgemak gebruik ik de gangbare term: Autisme, die overigens binnenkort, bij democratisch handopsteken, ook in de nieuwe DSM-versie zal terecht komen.

Print Friendly, PDF & Email