Met veel interesse volg ik dezer dagen de ontwikkelingen van het hoge water in Zuid-Limburg. Dat is niet voor niets. Eerder al gebruikte ik het denkmodel van de waterkering[1] om taal te geven aan het belang van investeringen in publieke gezondheid en preventie. De situatie in Zuid-Limburg, de gevolgen voor de mensen daar en de fatale gevolgen in met name Duitsland en Belgie vragen om contemplatie. Niet nu al: het gaat nu om zandzakken, dijkbewaking en acute hulp. Redden wat er te redden valt en het vege lijf redden. Daarna komt de bezinning.
Op die bezinning loop ik graag alvast vooruit met mijn observatie van de berichten deze week. Deze week waarin we bovendien een stuk afrondden dat gepubliceerd zou worden bij Wyzer[2] over precies de opmerkelijke relatie tussen hoog water en preventie. Die publicatie hebben we begrijpelijkerwijs even uitgesteld. Zandzakken, dijkbewaking en acute hulp immers.
Het denkmodel waterkering gaat over de manier waarop gereageerd werd op het hoge water in 1995 (en 1993), ook vooral in Zuid-Limburg. In twee weken tijd werden 250000 mensen geëvacueerd. Nadat het water wegtrok ontstond de kiem voor het programma Ruimte voor de Rivieren[3] waarin niet alleen de gebruikelijke maatregelen (hoog water hogere dijken) genomen werd, maar veel duurzamer gekeken werd naar verstandige maatregelen. Natuurlijk moet het water wegblijven op plekken waar het niet gewenst is. Die hoge waterkeringen moeten rusten op stevige dijken die toegerust zijn op verschillen in waterhoogtes. Voor mij het meest in het oog springende is het onderdeel Ruimte voor de Rivieren, dat meteen ook de naam gaf aan het nog steeds uitgevoerde programma. Geef het water de ruimte waar dat kan en zorg voor overstromingsgebied als dat nodig is.
In de afgelopen meer dan 25 jaar is daar flink aan gewerkt. Kort na 1995 was iedereen het daarmee direct eens: de overstromingen zaten nog goed in het geheugen. Hoe langer 1995 geleden was hoe moeilijker het werd om overal de handen op elkaar te krijgen voor programma’s en aanpassingen die vooral voorkómen en niet meteen iets oplossen dat last geeft. Ruimte voor de Rivieren heeft met dat soort vertragingen te maken.
Daar zit ook de parallel met publieke gezondheid en investeringen in collectieve preventie. Ook daar gaat het om maatregelen die niet direct effect opleveren, gericht zijn op voorkómen van problemen die misschien kunnen ontstaan en het versterken van beschermende factoren waardoor problemen niet kunnen ontstaan. Ook publieke gezondheid en preventie heeft te maken met vertragingen in de uitvoering omdat aandacht voor acute nood vooral politiek meer in het oog springt. Terwijl die acute nood ook geholpen is met duurzame, minder in het oog springende, maar belangrijke investeringen.
In de recente kamerbrief[4] van het (demissionaire) kabinet over de bouwstenen voor toekomstig preventiebeleid wordt een goede aanzet gegeven voor een preventieve aanpak. Ook de coronacrisis maakte duidelijke hoe belangrijk een vanzelfsprekende publieke gezondheid is en wat de waarde is van gematigd gezond leven. De raad voor volksgezondheid pleitte in haar publicaties over een onzeker bestaan[5] voor een veel bredere en integrale kijk op mensen: weg van de mythe van individuele zelfredzaamheid en meer geïntegreerd met een maatschappelijke contextuele aanpak.
Wat leren mij de berichten over het hoge water? De eerste opvallende dingen gaan over twee zaken:
- Het publiek wordt door media bediend met beelden die kennelijk tot de verbeelding spreken. Ondergelopen wegen, drijfhout, bruggen die het begeven en dieren in het nauw domineren de nieuwsberichten. Verslaggevers ter plaatse, liefst in straffe wind en regen, versterken het idee dat er iets ernstigs aan de hand is. Dit Gerri-Eickhof-Bontmuts-effect is een terugkerend mediafenomeen bij catastrofes. Ook de taal in de berichtgeving benadrukt en versterkt de ramp die het toch al is. Want een ramp is het, vooral voor de mensen die getroffen worden.
- De autoriteiten, in het bijzonder de driehoek en de deskundigen in de regio, stralen rust, bedachtzaamheid en deskundigheid uit. Hoewel ze erkennen dat het water hoog is lijken ze op geen enkel moment verrast door de plekken waar het water over of door de dijk komt (ik heb ze niet betrapt op terminologie waarin ze praten over “mis gaan”). De plekken die kritiek zijn kennen ze ook, ze kunnen met precisie aangeven waar schade beperkt kan worden en waar geëvacueerd moet worden. Ook dit leren mij de berichten.
De situatie in Zuid-Limburg stelt mij dus vooral ook gerust. De investering in het programma Ruimte voor de Rivieren is een goed idee geweest en waarschijnlijk waren we verder geweest als we het oorspronkelijk plan gewoon hadden gevolgd en er geen vertragingen waren opgetreden. Desalniettemin weten we precies waar het nog niet voldoende is uitgevoerd en wat er nodig is om daar de schade te beperken.
Dit is een les voor het investeren in preventie en publieke gezondheid. Dit mag een vanzelfsprekendheid zijn, zoals de activiteiten in het kader van Ruimte voor de Rivieren dat ook zouden moeten zijn. Wie dit in de afgelopen vijfentwintig jaar belemmerde mag dankbaar zijn voor de vasthoudendheid van die deskundigen die bleven investeren in de brede aanpak met de zorg voor de hele populatie. Zonder af te doen aan het leed dat dit hoge water met zich meebrengt is er dus ook de geruststellende gedachte dat er goed voor mensen gezorgd wordt.
[1] https://guusschrijvers.nl/waterkering-en-de-zorg-voor-de-jeugd-een-denkmodel/
[3] https://www.rijkswaterstaat.nl/water/waterbeheer/bescherming-tegen-het-water/maatregelen-om-overstromingen-te-voorkomen/ruimte-voor-de-rivieren
[4] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/07/07/kamerbrief-over-bouwstenen-voor-een-fundament-onder-toekomstig-preventiebeleid
[5] https://www.raadrvs.nl/gezichten-van-een-onzeker-bestaan