Maandag 7 januari besteedde Tros Radar aandacht aan de Cito-eindtoets (kijk hier). Strekking van de uitzending: de Cito-eindtoets krijgt een toenemend gewicht in het aannamebeleid van de middelbare school en is met name voor jongens van negatieve invloed (daar schreef ik ook al eerder over) op hun toekomst.
Het werd de aanleiding voor een boeiende twitterdiscussie. Er bleken eindtoetsen te circuleren op marktplaats (wat de betrouwbaarheid van de uitslagen nog twijfelachtiger maakt dan ze al zijn door de wisselende citovoorbereidingen en citotrainingen die kinderen krijgen), de zin van de toets werd openlijk in twijfel getrokken, Harold van Gaarderen voegde een voorbeeldbrief toe, waarmee ouders hun kind kunnen onttrekken aan de nu nog onverplichte Cito-eindtoets.
Zelfs Cito zelf is geen voorstander van de wijze van gebruik van de eindtoets. En toch lijken het ministerie, de politiek en vele onderwijsbesturen er gewoon gebruik van te blijven maken. Reden te meer om, voordat de tweede kamer zich in het voorjaar van 2013 gaat uitspreken over de verplichte Cito eindtoets, korte metten te maken met de invloed van Cito op het gehele curriculum (de eindtoets is slechts een slagroomtoef).
Al eerder opperde Jan Steenhuis zulke gedachten (zie de reacties onder een eerdere post) over de Cito eindtoets en voorzichtig dacht hij al aan een boek over de onzin van de eindtoets. Ik doe graag met hem mee en misschien is daar nu de tijd voor aangebroken.
Ik wil in ieder geval graag een hoofdstuk schrijven over de relatie tussen toetsen voor de leerling en toetsen voor schoolprestaties en wat er gebeurt wanneer je daar dezelfde toets voor gebruikt. Ik snap dat scholen die worden afgerekend op prestaties waar ze maar zo weinig invloed op hebben (zie de bijdrage van Jan Steenhuis op leerstijlmonitor) gaan zoeken naar zekerheden. Dat ze daardoor de poort sluiten voor leerlingen die met een beetje moeite best tot de eindstreep komen is droevig. Dat daarmee de leerling niet centraal staat, maar het voortbestaan van een school(bestuur) is in en intriest.
Dat we daarmee een generatie opleiden die zichzelf vooral zal onderscheiden in toetsbaarheid is een zo mogelijk nog groter probleem. Het wordt dan hooguit toevallig of daar volwassenen uit voort komen die de echte problemen van de toekomst kunnen oplossen. Daar lijkt namelijk iets heel anders voor nodig dan de Cito nu toetst (cito toetst niet de creativiteit, flexibiliteit, samenwerking, etc). Leerlingen die nu uitblinken in creativiteit, flexibiliteit en samenwerking en die fouten durven te maken, omdat je (alleen) daardoor leert hoe de dingen werken zullen in deze toetscultuur onder het maaiveld verdwijnen. Dàt lijkt mij eeuwig zonde.